ECLI:NL:RBMNE:2020:1655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
C/16/499037 / FL RK 20-465
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging met voorwaarden in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 april 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1991, naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie. Het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging werd ingediend op 12 maart 2020, met bijlagen waaronder medische verklaringen en zorgplannen. De zaak werd op 30 maart 2020 telefonisch behandeld, waarbij de advocaat van betrokkene en een ambulant psychiater werden gehoord. Betrokkene zelf was aanvankelijk niet bereikbaar, maar werd later op 3 april 2020 telefonisch gehoord.

De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel voor zowel betrokkene als anderen. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en om ernstig lichamelijk letsel te voorkomen. De rechtbank wees de verzochte vormen van verplichte zorg toe, met de nadruk op ambulante zorg als eerste stap, en bepaalde dat de zorgmachtiging voor een periode van 26 weken geldt.

De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beslissing. De rechtbank benadrukte dat de zorgmachtiging moet voldoen aan de eisen van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en dat de toepassing van verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant dient te zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie: Lelystad
Zaaknummer: C/16/499037 / FL RK 20-465
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 3 april 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J. Stobbe.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 5 maart 2020;
- de aanvraag voor de zorgmachtiging d.d. 12 maart 2020;
- het zorgplan/behandelplan d.d. 4 maart 2020;
- de zorgkaart d.d. 4 maart 2020;
- het vroegsignaleringsplan d.d. 4 maart 2020;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ.
1.2.
Op 30 maart 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting telefonisch behandeld. Dit in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) waarbij de rechtbank zomin mogelijk reisbewegingen wil veroorzaken en zo min mogelijk mensen met elkaar in contact wil brengen. De rechtbank heeft de volgende personen telefonisch gehoord:
- mr. J.J. Stobbe, advocaat van betrokkene,
- de heer [A] , ambulant psychiater van [naam instelling] .
Betrokkene heeft zijn telefoon op 30 maart 2020 niet opgenomen, waardoor de rechter hem niet heeft kunnen spreken. De rechter heeft betrokkene uiteindelijk op 3 april 2020 telefonisch gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene heeft ter zitting van 30 april 2020 naar voren gebracht dat betrokkene het eens is met het verzoek. Dit heeft betrokkene tijdens het telefoongesprek met de rechter op 3 april 2020 onderschreven. De psychiater heeft ter zitting op 30 maart 2020 aangegeven dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om betrokkene stabiel te laten blijven. Door middel van de ambulante zorgmachtiging, eigenlijk een voorwaardelijke machtiging zoals die vroeger bekend was onder de Wet Bopz, kan betrokkene goed in zorg gehouden worden. Het dwangkader is nodig om dit zorgkader te behouden, zonder dwangkader is de verwachting dat het snel slechter gaat met betrokkene.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.3.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, met name gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel voor betrokkene zelf en voor anderen. Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
Betrokkene is in het verleden eerder gedwongen opgenomen geweest. Voorafgaand aan deze opname is sprake geweest van agressie-incidenten en betrokkene is uiteindelijk zijn huis verloren. Op dit moment woont hij bij zijn broer op bovengenoemd adres en gaat het redelijk goed met betrokkene. Er ris sprake van beperkt ziekte-inzicht en ziektebesef en het risico dat betrokkene zonder gedwongen kader zal stoppen met zijn medicatie wordt als groot ingeschat. Gelet op het voorgaande is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.5.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de Wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.6.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de volgende vorm ambulant (en dus eerst) moet worden toegepast:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de volgende vormen van zorg worden toegepast:
- het opnemen in een accommodatie;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het insluiten;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen.
De ambulant verplichte vorm van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mag dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.7.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit Vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.9.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 26 weken.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
e. opnemen in een accommodatie;
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de duur van 26 weken, tot en met 2 oktober 2020.
Deze beschikking is op 3 april 2020 mondeling gegeven door mr. R.F. van Aalst, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.