Op 21 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 19/1790 en UTR 19/3424, waarbij eiser, een particulier, in beroep ging tegen besluiten van de Dienst Wegverkeer (RDW) met betrekking tot de registratie van zijn motorvoertuig. Eiser had verzocht om een importkeuring en registratie van zijn voertuig in het kentekenregister. De RDW had het voertuig op 15 februari 2019 ingeschreven met een kenteken, maar eiser maakte bezwaar tegen deze inschrijving en de datum van eerste toelating die door de RDW was vastgesteld. Eiser stelde dat de datum van eerste toelating 6 november 1987 moest zijn, in plaats van de door de RDW geregistreerde datum van 31 augustus 1988. De rechtbank oordeelde dat de RDW de juiste datum had geregistreerd, gebaseerd op de door eiser overgelegde documenten.
Daarnaast ging eiser in beroep tegen de afgifte van een conformiteitsbewijs, dat volgens hem niet correct was. De rechtbank oordeelde dat de afgifte van een conformiteitsbewijs geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar een feitelijke handeling. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de gegevens op het conformiteitsbewijs, maar de rechtbank volgde de RDW in zijn standpunt dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.