ECLI:NL:RBMNE:2020:1679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
UTR 19/1790 en UTR 19/3424
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie en indeling van motorvoertuigen in het kentekenregister en de rechtsgeldigheid van conformiteitsbewijzen

Op 21 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 19/1790 en UTR 19/3424, waarbij eiser, een particulier, in beroep ging tegen besluiten van de Dienst Wegverkeer (RDW) met betrekking tot de registratie van zijn motorvoertuig. Eiser had verzocht om een importkeuring en registratie van zijn voertuig in het kentekenregister. De RDW had het voertuig op 15 februari 2019 ingeschreven met een kenteken, maar eiser maakte bezwaar tegen deze inschrijving en de datum van eerste toelating die door de RDW was vastgesteld. Eiser stelde dat de datum van eerste toelating 6 november 1987 moest zijn, in plaats van de door de RDW geregistreerde datum van 31 augustus 1988. De rechtbank oordeelde dat de RDW de juiste datum had geregistreerd, gebaseerd op de door eiser overgelegde documenten.

Daarnaast ging eiser in beroep tegen de afgifte van een conformiteitsbewijs, dat volgens hem niet correct was. De rechtbank oordeelde dat de afgifte van een conformiteitsbewijs geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar een feitelijke handeling. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de gegevens op het conformiteitsbewijs, maar de rechtbank volgde de RDW in zijn standpunt dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 19/1790 en UTR 19/3424

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2020 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder

(gemachtigden: mr. B. Weenink en G.J. Fieten).

Procesverloop

Eiser heeft verzocht om een importkeuring van zijn motorvoertuig en registratie in het kentekenregister. Verweerder heeft het voertuig van eiser op 15 februari 2019 ingeschreven in het kentekenregister met kenteken [kenteken] . Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 29 april 2019 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld (geregistreerd onder nummer UTR 19/1790).
Op 17 april 2019 is aan eiser een conformiteitsbewijs afgegeven. Hiertegen heeft hij bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 juli 2019 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld (geregistreerd onder nummer UTR 19/3424).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2019. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een aantal vragen van de rechtbank schriftelijk te beantwoorden. Verweerder heeft dit gedaan bij brief van 29 oktober 2019. Bij brief van 30 oktober 2019 heeft eiser hierop gereageerd.
De rechtbank heeft op 21 april 2020 het onderzoek gesloten. Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

Eiser heeft een motorvoertuig geïmporteerd uit Duitsland. Op 24 januari 2019 heeft hij verweerder gevraagd het voertuig te keuren. Daarbij heeft eiser verzocht het voertuig in te delen in categorie M (personenauto) met carrosserietype SA (kampeerwagen).
Kan het voertuig van eiser ingedeeld worden in categorie M?
Verweerder heeft het voertuig van eiser met kenteken [kenteken] ingedeeld in categorie N2G (vervoer van goederen, terreinvoertuig) met carrosserietype BA (vrachtwagen), carrosseriecode 03 (gesloten opbouw) en heeft als datum van eerste toelating vastgesteld 31 augustus 1988. Daarbij heeft verweerder meegedeeld dat het niet mogelijk is om het voertuig in te delen in categorie M. Voertuigen met inrichting kampeerwagen kunnen alleen ingedeeld worden in categorieën M1 t/m 3. Omdat eiser dit niet wil is in overleg met eiser het voertuig ingedeeld in categorie N2G, carrosserietype BA, carrosserietype 03.
Eiser is het niet mee eens met verweerder dat op grond van de Richtlijn 2007/46/EG (Richtlijn) een voertuig voor vervoer van personen slechts kan worden ingedeeld in categorieën M1 t/m 3. Volgens eiser is categorie M een op zichzelf staande categorie voor speciale enkele stuks aangepaste voertuigen waaraan specifieke eisen worden gesteld die los staan van de eisen die gesteld worden aan de in categorieën M1 t/m 3 ingedeelde voertuigen. Eiser betwist niet dat zijn voertuig ingedeeld kan worden in de categorie N2G, carrosserietype BA, carrosserietype 03, maar verweerder had ook de keuze om het voertuig in te delen in categorie M, carrosserietype SA (kampeerwagen), zoals hij dat wenste. Eiser verwijst daarbij naar de Staatscourant van 17 juni 2014 en het arrest van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2015 [1] .
4. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat met de definitie van de voertuigcategorie M (bijlage II van de Richtlijn) enkel wordt aangeduid dat het gaat om voertuigen voor het vervoer van personen. Deze categorie is verder onderverdeeld in drie categorieën waarbij een onderscheid is gemaakt in het aantal zitplaatsen en de maximummassa van het voertuig. Het is duidelijk dat een voertuig nader moet worden ingedeeld in één van deze categorieën. Ook omdat voor elk van deze categorieën andere voorschriften gelden. Bijlage IV, deel I van de Richtlijn, zie artikel 3.7 Regeling voertuigen (Rv) bevat een lijst van regelgevingen met daarin opgenomen voorschriften. Niet alle voorschriften zijn voor alle categorieën gelijk. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn betoog dat er een keuze bestaat om zijn voertuig in te delen in categorie M. Het arrest van het gerechtshof waarnaar eiser heeft verwezen biedt geen steun voor zijn standpunt dat zijn voertuig ingedeeld kan worden in categorie M. Dit arrest gaat niet over de toepassing van de Rv en de Richtlijn en de wijze waarop voertuigen moeten worden gecategoriseerd. In deze zaak ging het om de vraag of aan de registratie in het kentekenregister van de RDW betekenis mag worden toegekend bij de oplegging van een boete op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Het gerechtshof heeft deze vraag ontkennend beantwoord en heeft verder ook geen oordeel gegeven over de vraag of het voertuig met kenteken [kenteken] een bedrijfs- en/of kampeerauto is. Aan de omstandigheid dat het gerechtshof verwijst naar categorie M en niet naar M1, M2 of M3, komt niet de betekenis toe die eiser daaraan gehecht wil zien. Nog los van het feit dat bij het gerechtshof een andere rechtsvraag voorlag, dient categorie M slechts ter duiding van het soort vervoer, namelijk die van personen. Voor het vaststellen van de voorschriften zoals die zijn neergelegd in de Richtlijn waarnaar de Rv verwijst, dient een nadere onderverdeling plaats te vinden in M1, M2 en M3. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de juiste datum van eerste toelating geregistreerd?
5. Eiser is het verder niet eens met de vaststelling van verweerder van de datum van eerste toelating van 31 augustus 1988. Hij vindt dat dit 6 november 1987 moet zijn, de datum van eerste toelating op de Duitse weg. Er was toen een tijdelijk kenteken voor de auto afgegeven.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan artikel 5, eerste lid, van bijlage II van de Regeling voertuigen. In het geval dat een voertuig eerder is geregistreerd in het buitenland, dient op grond van dit artikel de datum van eerste toelating te worden vastgesteld op de datum van eerste toelating die blijkt uit een door een bevoegde autoriteit afgegeven document. Eiser heeft de “Fahrzeugbrief” overgelegd, waarop als datum van eerste toelating (Tag der Zulassung) 31 augustus 1988 staat vermeld. Verweerder heeft dan ook terecht deze datum als datum van eerste toelating geregistreerd. De door eiser genoemde datum is niet de datum van eerste toelating, maar de datum van typegoedkeuring. De vraag of het voertuig op dat moment met een tijdelijk kenteken de weg op mocht (om bijvoorbeeld verplaatst te worden voor de afbouwfase), is niet relevant. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Is de afgifte van een conformiteitsbewijs een besluit?
7. Eiser heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen het conformiteitsbewijs, omdat hij het niet eens is met de daarop vermelde toelaatbare maximummassa ongeremde aanhanger van 750 kg. Op het originele Duitse kenteken staat 2100 kg vermeld. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het conformiteitsbewijs geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De afgifte van dit bewijs is een feitelijke handeling. Verweerder heeft het bezwaar daarom niet-ontvankelijk verklaard.
8. De rechtbank volgt verweerder hierin. De afgifte van een conformiteitsbewijs is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, maar een feitelijke handeling. Het document strekt tot bewijs van de op het voertuig toepasselijke gegevens, waaronder afmetingen en maximummassa’s. Dit betekent dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Als eiser het niet eens is met gegevens die op het conformiteitsbewijs staan vermeld, dan kan hij een verzoek om wijziging van die gegevens indienen bij verweerder. Omdat verweerder zijn bezwaarschrift al zo heeft opgevat en in behandeling heeft genomen, hoeft eiser dit niet meer te doen.
Conclusie
9. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 21 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.