ECLI:NL:RBMNE:2020:1681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
16-175740-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-175740-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 april 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Ghana),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 november 2019, 27 februari en 9 april 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen en standpunten van de officier van justitie mr. V. Lantain en van hetgeen verdachte en mr. J.C.N.T. van Haren, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Wrakingsverzoek
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak tegen verdachte gesloten op 27 februari 2020. Na sluiting van het onderzoek heeft verdachte op 6 maart 2020 een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend. Omdat reeds een uitspraakdatum was bepaald, heeft de rechtbank gelet op artikel 345, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering het onderzoek op 11 maart 2020, uitsluitend om de beslissing van de wrakingskamer af te wachten, heropend en de behandeling geschorst.
Op 3 april 2020 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek ongegrond verklaart. Op 9 april heeft de rechtbank het onderzoek alsnog gesloten en direct uitspraak gedaan.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 24 februari 2019 tot en met 24 juni 2019 te Utrecht en/Harmelen (althans in Nederland) [slachtoffer] heeft belaagd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor het laatste gedachtestreepje op de tenlastelegging – het aanmaken van een Instagramaccount op naam van aangeefster met daarop een foto van de billen van aangeefster – vraagt de officier van justitie vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte in de tenlastegelegde periode inderdaad naar aangeefster heeft gebeld, haar emailberichten heeft gestuurd, op haar werk is langs geweest en naar haar school ( [school] ) is gegaan, maar dat verdachte hiermee niet de
intentiehad om aangeefster ergens toe te dwingen of om haar bang te maken. Ook heeft verdachte aangeefster nooit bedreigd. De raadsman bepleit om die reden verdachte (gedeeltelijk) vrij te spreken van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [2] :
Op 27 februari 2019 ben ik naar de straat van [slachtoffer] gegaan. Ik bevond mij naast haar huis om met haar het gesprek aan te gaan en mijn spullen op te halen. Zij had hier niet om gevraagd. De politie heeft mij toen inderdaad gezegd dat ik geen contact meer met haar mocht opnemen. Het klopt dat ik haar die dag ook een foto stuurde. Dat was een foto met een arm van een jongen erop.
Het klopt dat ik op 17 maart 2019 op haar werk bij [winkel] ben langsgegaan om een doos met spullen van haar af te geven. In de doos zat ook een brief van mij aan haar.
Ik heb na 27 februari 2019 nog naar [slachtoffer] gebeld. Ook heb ik naar haar nieuwe telefoonnummer gebeld.
Ik ben op 1 april 2019 naar de [school] geweest en ik heb daar in de aula gezeten om te werken via het WIFI-netwerk van de Hogeschool.
Ik heb [slachtoffer] via Facebook/Instagram na 27 april 2019 berichten gestuurd. Ook heb ik haar toen nog emailberichten gestuurd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt het volgende:
Op een aantal telefoonnummers zijn vorderingen verstrekking gebruikersgegevens gedaan, waaronder [telefoonnummer] (volgens aangeefster telefoonnummer verdachte) en [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (telefoonnummers aangeefster). Vervolgens ontving ik van het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie de volgende informatie:
: [verdachte] , [adres] [woonplaats] .
[telefoonnummer] : geen gegevens
: [adres] [woonplaats] (de vader van aangeefster). [3]
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt het volgende:
In de periode van 24 februari 2019 tot en met 10 juni 2019 zijn er in totaal 518 geregistreerde contacten geweest tussen het telefoonnummer [telefoonnummer] (nummer verdachte) en de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (nummers aangeefster).
Ik zag dat dit totaal 505 keer naar het nummer [telefoonnummer] (oude nummer aangeefster) was en 13 keer naar [telefoonnummer] (nieuwe nummer aangeefster). [4]
Aangeefster heeft 3 april 2019 verklaard:
Ik, [slachtoffer] , adres (…) [woonplaats] , doe aangifte van stalking tegen mijn ex-vriend [verdachte] [5] . Op 24 februari 2019 heb ik de relatie beëindigd. Op 27 februari 2019 ontving ik meerdere e-mailberichten van [verdachte] waarin stond dat hij voor mijn woning stond. Ik zag dat [verdachte] een e-mailbericht stuurde met hierbij een foto. Ik zag dat mijn billen op deze foto te zien waren. [6]
Op 12 maart 2019 heeft [verdachte] een bericht gestuurd naar een vriendin van mij genaamd [A] . [verdachte] heeft ook meerdere berichten (sinds 26 februari 2019) gestuurd naar een vriendin van mij genaamd [getuige] . Deze berichten zijn via WhatsApp (12 maart 2019), I-Messenger (6 maart 2019) en e-mail geweest.
Op 27 maart 2019 ontving ik een berichtje via e-mail en Instagram van [verdachte] . [verdachte] heeft meerdere account op Instagram aangemaakt waarmee hij mij berichten stuurt.
Op 28 maart 2019 heeft [verdachte] een pakket afgegeven voor mij op mijn werk. Ik ben werkzaam bij de [winkel] in [woonplaats] . In dit pakket zat een verslag van 22 pagina’s waarin [verdachte] alles verteld. In het verslag noemde [verdachte] ook de foto welke hij eerder naar mij stuurde. Ik zag dat [verdachte] schreef dat hij nog meer foto's en een video had waarop ik te zien was. Vanaf dit moment is [verdachte] weer begonnen met e-mailberichten sturen. [7]
Op 1 april 2019 bevond ik mij op de [school] . Ik keek en zag vervolgens dat [verdachte] wegliep [8] .
Aangeefster heeft op 21 mei 2019 verklaard:
Hij heeft toen een gedeelte, een balkje van een foto, gemaild. Het is een naaktfoto waarop ik niet herkenbaar ben (…) [verdachte] beweerd dat hij nog meer foto's had. [9]
Getuige [getuige] heeft verklaard:
A: Sinds de breuk met [slachtoffer] kreeg ik voornamelijk privéberichten van [verdachte] via WhatsApp en e-mail. Voornamelijk of ik contact op kon nemen met [slachtoffer] en zeggen dat het hem speet en haar wilde spreken. [10]
Bewijsoverwegingen
De raadsman bepleit dat het vereiste oogmerk om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden ontbrak en verdachte daarom moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende. Kort gezegd is er sprake van belaging wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastig valt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. “
Het kan daarbij gaan om herhaling van dezelfde activiteit, maar ook om het samenstel van een variëteit aan gedragingen, zoals het op straat achtervolgen, bedreigingen uiten, telefonisch of schriftelijk ongewenst benaderen, sms-berichten sturen, (…) voor de woning of werkplek posten (…)”kamerstukken II 1997/98, 25768,5 p. 2). Niet is vereist dat het slachtoffer ten gevolgen van de inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer iets heeft gedaan of nagelaten wat hij zonder die inbreuk niet zou hebben gedaan of zou hebben nagelaten, mits in het algemeen de inbreuk geschikt en geëigend is een bepaalde opstelling te weeg te brengen (kamerstukken II 1997/98, 25768, 5, p. 16). Het oogmerk om te dwingen iets te dulden kan volgen uit bewezenverklaarde handelingen waaruit kan worden afgeleid dat het slachtoffer geen keuze wordt gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de belager. Door zijn handelen dwingt de belager het slachtoffer daarmee feitelijk te dulden dat stelselmatig contact met hem of haar wordt gezocht en aldus inbreuk wordt gemaakt op zijn of haar persoonlijke levenssfeer (HR 31 januari 2006, NJ 2006/126).
Conclusie
De rechtbank leidt uit het
samenstel van de verschillende wijzenwaarop verdachte contact zocht met aangeefster in combinatie met de
hoeveelheidtelefoongesprekken en berichten die hij naar aangeefster stuurde af dat aangeefster door verdachte geen keuze werd gelaten dan het contact met verdachte te dulden. Ook als het verdachte niet lukt om rechtstreeks in contact te komen met aangeefster, probeert hij via anderen alsnog contact te krijgen.
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte aangeefster vrees aanjoeg door haar (delen van) naaktfoto’s van haarzelf te mailen en haar te laten weten dat hij nog meer van dit soort foto’s had.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster met het oogmerk haar te dulden dat zij contact had met verdachte en haar vees aan te jagen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 24 februari 2019 tot en met 24 juni 2019 te Utrecht en/of Harmelen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door:
- voornoemde [slachtoffer] veelvuldig op te bellen, en;
- voornoemde [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen via WhatsApp en Facebook en Instagram en e-mail en;
- naar de woning van voornoemde [slachtoffer] te gaan en enige tijd naast die woning te wachten en;
- naar de [winkel] te [woonplaats] te gaan (waar voornoemde [slachtoffer] werkzaam is) en daar een doos met goederen voor die [slachtoffer] af te leveren, en;
- naar de [school] te gaan (waar voornoemde [slachtoffer] een opleiding volgt) en;
- via WhatsApp en e-mail berichten te sturen naar vriendinnen van voornoemde [slachtoffer] om op die wijze in contact met [slachtoffer] te komen, met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Belaging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld;
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden:
een meldplicht bij de reclassering;
een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
- en aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte op te leggen voor de duur van 2 jaren, inhoudende dat hij gedurende die periode:
geen contact legt of laat leggen met [slachtoffer] , geboren op [1997] en
zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter van de woning(en) / (bedrijfs)pand(en), gelegen aan de [adres] , [woonplaats] en de [adres] , [woonplaats] ),
waarbij de politie toeziet op handhaving van deze maatregel en waarbij voor elke overtreding hechtenis van 3 dagen geldt.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om bij eventuele strafoplegging rekening te houden met het ontbreken van relevante documentatie op het strafblad van verdachte en met het door de reclassering als laag ingeschatte recidiverisico. Voorts bepleit de raadsman om aan verdachte uitsluitend een voorwaardelijke straf op te leggen, omdat verdachte volgens hem reeds genoeg hinder van deze strafzaak op zowel persoonlijk als op zakelijk vlak zou hebben ondervonden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf, het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst en aard van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster [slachtoffer] gedurende een periode van vier maanden.
Nadat aangeefster de relatie met verdachte had verbroken heeft verdachte nog honderden keren geprobeerd om telefonisch contact met haar op te nemen. Ook heeft hij haar vele emailberichten, WhatsApp- en sms-berichten gestuurd. Daarnaast schroomde hij niet naar haar school te gaan, haar thuis op te zoeken en op haar werk een pakket voor haar af te leveren. Tenslotte probeerde verdachte ook om via vrienden in contact met aangeefster te komen en dreigde hij naaktfoto’s te versturen die hij van haar in bezit zou hebben en welke hij ook daadwerkelijk met een derde heeft gedeeld. Dit alles deed verdachte om contact met aangeefster af te dwingen. Hij leek zich dan ook niet bij de breuk tussen beiden neer te kunnen leggen.
Verdachte stelt dat aangeefster hem na het verbreken van de relatie zwart maakte bij anderen, waaronder zijn zakelijke partners, en dat zij bezig was een (negatief geladen) videoclip over verdachte uit te brengen waardoor zijn zakelijke positie in het geding is gekomen. Verdachte stelt dit te hebben willen voorkomen en dat hij daarom met aangeefster contact heeft opgenomen.
Opvallend is dat verdachte in zijn berichten niet spreekt over dergelijke zaken maar eerder veelvuldig excuses maakt en zegt hoeveel hij om aangeefster geeft. Dat dit onderdeel was van zijn strategie om aangeefster hierop aan te kunnen spreken, vindt geen steun in het dossier.
Verdachte heeft door zijn gedragingen op indringende wijze eveneens een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer] .
Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers (doorgaans) bovendien als beangstigend en bedreigend ervaren, hetgeen ook blijkt uit de door het slachtoffer via de officier van justitie overgelegde slachtofferbrief welke op zitting door de officier gedeeltelijk is voorgedragen.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
Uit een op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juli 2019 (strafblad) blijkt dat verdachte, op een overtreding van een APV waarvoor hij een geldboete van € 140,- heeft opgelegd gekregen na, niet eerder is veroordeeld. Dit neemt de rechtbank in strafverlagende noch in strafverzwarende zin mee.
Reclasseringsadvies
Kort samengevat rapporteert de reclassering in haar rapport van 24 februari 2020 het volgende:
“Er zijn aanwijzingen voor emotionele problematiek bij betrokkene die van invloed lijkt te zijn geweest op het ten laste gelegde indien bewezen. Betrokkene lijkt zijn problemen te bagatelliseren en lijkt zijn kwetsbaarheid te maskeren door zich te presenteren als een sterke en zelfverzekerde persoonlijkheid. Er lijkt sprake van een gebrekkig zelfinzicht en naast bovenstaande problematiek zijn zorgen op diverse leefgebieden. (…) Betrokkene zou meerdere malen bedreigd zijn en tijdelijk niet thuis hebben gewoond. Daarnaast constateren wij ernstige problemen op het gebied van financiën. Sinds geruime tijd heeft betrokkene geen contact meer opgenomen met aangeefster waardoor het grensoverschrijdende gedrag (…) lijkt te zijn gestopt. Wij achten het risico op dergelijk gedrag in een eventuele volgende relatie aanwezig. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Een ambulant behandeltraject is derhalve geïndiceerd. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de navolgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering; een ambulante behandeling; een contactverbod en een locatieverbod (met politietoezicht).”
Strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 180 uur met aftrek van voorarrest, te vervangen door 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. De rechtbank zal aan de gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling bij De Waag verbinden.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, naast de taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf, een vrijheidsbeperkende maatregel moet worden opgelegd voor de duur van twee jaren, inhoudende dat verdachte: geen contact legt of laat leggen met [slachtoffer] en dat verdachte zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter van de woning(en) / (bedrijfs)pand(en), gelegen aan de [adres] , [woonplaats] en de [adres] , [woonplaats] ). Wanneer verdachte het contact- of locatieverbod overtreedt zal hem vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van 3 dagen per overtreding.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Een rechterlijke uitspraak mag in de regel pas ten uitvoer worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. De in artikel 38v lid 2 op te leggen vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen hebben (HR 10 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1310). Mede gelet daarop zal de rechter in de motivering van zijn bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid ervan blijk dienen te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan de in (…) artikel 38v lid 4 Sr gestelde voorwaarden is voldaan (vgl. HR 10 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:537).
In het specifieke geval als onderhavige acht de rechtbank dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel aangewezen omdat ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte opnieuw zich belastend gedraagt jegens aangeefster nu door de reclassering wordt gesteld dat verdachte zijn aanwezig geachte problemen bagatelliseert en het risico op grensoverschrijdend gedrag in een eventueel volgende relatie aanwezig wordt geacht. De rechtbank acht het verder zorgelijk dat verdachte een gebrekkig zelfinzicht heeft, terwijl de reclassering aanwijzingen ziet voor problemen op emotioneel gebied. De rechtbank beveelt dat de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 180 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden
ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de hierna genoemde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- stelt als
algemene voorwaardendat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal
meldenbij Reclassering Nederland op het volgende adres: Zwarte Woud 2 3524 SJ te Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende de door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze periode nodig acht en zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
* deel neemt aan
diagnostiek enindien geïndiceerd een passende
behandeling bij De Waag, centrum voor forensische geestelijke gezondheidszorg
of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling;
  • legtaan verdachte
    op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
    2 (twee) jaarop;
  • beveelt dat verdachte
  • zich
  • zich
- waarbij de
politieopdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 3 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Drijf, voorzitter, mrs. J.A. Spee en S.M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 april 2020.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 februari
2019 tot en met 24 juni 2019 te Utrecht en/of Harmelen,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door:
- voornoemde [slachtoffer] veelvuldig op te bellen, en/of;
- voornoemde [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen via WhatsApp
en/of Facebook en/of Instagram en/of e-mail, althans via social media,
en/of;
- naar de woning van voornoemde [slachtoffer] te gaan en enige tijd naast
die woning te wachten en/of aan te bellen, en/of;
- naar de [winkel] te [woonplaats] te gaan (waar voornoemde [slachtoffer]
werkzaam is) en daar een doos met goederen voor die [slachtoffer] af te
leveren, en/of;
- naar de [school] te gaan (waar voornoemde [slachtoffer]
een opleiding volgt) en/of in de aula plaats te nemen, en/of;
- via WhatsApp en/of e-mail, althans via social media, berichten te
sturen naar vriendinnen van voornoemde [slachtoffer] om op die wijze in
contact met [slachtoffer] te komen, en/of;
- een Instagramaccount aan te maken op naam van voornoemde [slachtoffer]
met daarop een foto van haar billen en/of de tekst "kechs
exposed";
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 augustus 2019, genummerd PL0900-2019096321, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 358. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van terechtzitting d.d. 27 februari 2020.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 232.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 234.
5.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 10.
6.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 11.
7.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 12.
8.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 13.
9.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 39.
10.Een proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , pagina 265.