Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1992, die lijdt aan een psychische stoornis. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen. De rechtbank heeft de betrokkene, zijn advocaat en een casemanager gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig tijdens de behandeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ambulant behandeld zal worden, maar dat er geen verplichte zorg in de thuissituatie kan worden verleend. De gevraagde zorgmachtiging omvat verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank oordeelt dat opname in een accommodatie noodzakelijk is, omdat ambulante zorg niet voldoende is om het ernstige nadeel van de betrokkene af te wenden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden wordt verleend, met de mogelijkheid tot insluiten en toezicht, maar alleen als ambulante zorg niet effectief blijkt. De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.