ECLI:NL:RBMNE:2020:1691

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
498899
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en ambulante verplichte zorg onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1992, die lijdt aan een psychische stoornis. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen. De rechtbank heeft de betrokkene, zijn advocaat en een casemanager gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig tijdens de behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ambulant behandeld zal worden, maar dat er geen verplichte zorg in de thuissituatie kan worden verleend. De gevraagde zorgmachtiging omvat verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank oordeelt dat opname in een accommodatie noodzakelijk is, omdat ambulante zorg niet voldoende is om het ernstige nadeel van de betrokkene af te wenden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden wordt verleend, met de mogelijkheid tot insluiten en toezicht, maar alleen als ambulante zorg niet effectief blijkt. De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/498899 / FA RK 20-1734
Betrokkene nummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 25 maart 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.R. Jaarsma.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 27 februari 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft vanwege de coronamaatregelen telefonisch plaatsgevonden op 25 maart 2020.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank gezamenlijk de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , casemanager.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak per e-mail verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de betrokkene zoveel mogelijk ambulant zal worden behandeld. In de thuissituatie zullen geen vormen van verplichte zorg worden verleend. Uit het zorgplan blijkt ook niet dat voldaan is aan de veiligheidsvereisten voor ambulant verplichte zorg uit artikel 2:2 Bvggz. De zorgmachtiging wordt gevraagd met verschillende vormen van verplichte zorg, die dus uitsluitend bij opname zullen worden toegepast in de accommodatie. Verplichte zorg in de vorm van opname zal zo kort mogelijk worden toegepast. Daarbij is het wel van belang dat betrokkene zich houdt aan de essentiële afspraken omstandigheden uit het zorgplan van
17 februari 2020.
Het is voornamelijk van belang dat betrokkene zijn medicatie inneemt volgens voorschrift en de contacten met de zorgverantwoordelijke onderhoudt.
2.2.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden, met uitzondering van insluiten en toezicht. Deze vormen verzoekt de officier voor de duur van één maand.
2.3.
De advocaat van betrokkene heeft verklaard dat het in het belang van betrokkene is dat hij zo veel mogelijk thuis behandeld kan worden. Als dat met de essentiële afspraken in zorgplan kan, stemt betrokkene daarmee in.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Om dat nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Betrokkene is bereid om de zorg opgenomen in het zorgplan te accepteren. Het herstel is echter nog pril en het ziekte-inzicht marginaal, waardoor er een verhoogd risico bestaat op terugval. Gelet hierop is verplichte zorg voor betrokkene nodig.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat opname, en de daarbij behorende vormen van verplichte zorg, ultimum remedium behoren te zijn. De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en de toelichting van de casemanager ter zitting voldoende blijkt waarom ambulant toepassen van de verzochte vormen van verplichte zorg niet mogelijk is. In de instelling kunnen deze vormen van verplichte zorg wel op een veilige en verantwoorde manier worden toegepast. Een zorgmachtiging (met daarin ook opname als vorm van verplichte zorg) waarbij zoveel als mogelijk vrijwillig ambulant zorg wordt verleend en waar verplichte zorg uitsluitend zal worden toegepast als die ambulante behandeling het ernstig nadeel niet langer kan wegnemen, voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan het uitgangspunt van de wet dat verplichte opname ultimum remedium moet zijn. Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.7.
Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen.
2.8.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.9.
De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de duur van zes maanden. Ook de vormen insluiten en toezicht, nu deze alleen zullen worden toegepast als het niet lukt om betrokkene ambulant stabiel te houden en dan zo kort mogelijk. Dit kan zich wel gedurende de hele periode van zes maanden voordoen.
De zorgmachtiging geldt aldus tot en met 25 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie,
uitsluitend voor de situatie dat het ernstig nadeel niet overeenkomstig het zorgplan ambulant kan worden afgewend;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 september 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 25 maart 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 6 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.