ECLI:NL:RBMNE:2020:1693

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
498777
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet Zorg en Dwang

Op 23 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1979. Dit verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet Zorg en Dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch gehouden vanwege de coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een gedragsdeskundige en een arts zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel omvat risico's op ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang en gevaar voor de veiligheid van anderen. Ondanks de bezwaren van de betrokkene en zijn ouders tegen de opname, oordeelt de rechtbank dat opname noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de situatie van de betrokkene te verbeteren.

De rechterlijke machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 23 september 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter V.M.M. van Amstel, bijgestaan door griffier Z.E.W. Fuchs, en is schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/498777 / FA RK 20-1704
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 23 maart 2020,naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
advocaat: mr. E.J. Bakker.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 9 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit d.d. 30 oktober 2013;
- de medische verklaring d.d. 13 februari 2020;
- de aanvraag d.d. 14 februari 2020;
- het ondersteuningsplan d.d. 30 mei 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de coronamaatregelen telefonisch plaatsgevonden op 23 maart 2020.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , gedragsdeskundige,
- mevrouw [B] , arts.
Daarnaast was de begeleider van betrokkene, de heer [C] , telefonisch aanwezig.
1.4.
De rechtbank heeft mondeling uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak per e-mail verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Vanuit de instelling wordt geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek. Betrokkene heeft bij zijn vorige verblijf een psychotische ontregeling doorgemaakt. Hij woont nog niet lang op zijn nieuwe plek, maar gedurende de hele periode doet hij pogingen om weg te gaan. Dit is minder geworden, maar de wens om weg te gaan is nog aanwezig. Hij verzet zich ook in woorden tegen de opname. Het psychotisch toestandsbeeld van betrokkene is verbeterd, maar hij is er nog niet. Betrokkene lijkt op zijn plek te zijn in het nieuwe verblijf. In de afgelopen drie maanden heeft hij een verbetering doorgemaakt. Er zijn inhoudelijk veel gesprekken gaande over betrokkene. Op dit moment is er echter geen andere woonplek voor betrokkene waar hij de veiligheid en begeleiding kan krijgen die hij nodig heeft. Ook thuis bij de ouders kan de psychose niet goed worden behandeld. De ouders wonen best ver weg en betrokkene kan bij de ouders moeilijk worden gevolgd. De bezoekregeling naar de ouders is al uitgebreid naar een weekend per twee weken. Ook tijdens de vakantie mag hij bij zijn ouders verblijven. Daarnaast is er begonnen met het opstarten van huisbezoeken. Volgens de instelling is dat op dit moment ook het maximale wat er kan worden gedaan. Gezien de snelheid waarmee betrokkene opknapt, heeft dit nog even tijd nodig. De verwachting is niet dat betrokkene over drie maanden weer helemaal is opgeknapt. De machtiging wordt dan ook gevraagd voor de duur van zes maanden.
2.2.
Betrokkene heeft verklaard dat het niet goed met hem gaat. Hij hoort niet thuis in de accommodatie, hij vindt het een gevangenis en wil graag bij zijn ouders verblijven. Ook de ouders verzetten zich tegen het verblijf van betrokkene. Zij zien betrokkene achteruitgaan en maken zich grote zorgen over hem. In de huidige accommodatie gaat het niet goed met betrokkene. Er zijn veel prikkels waardoor hij agressief is, wat hij anders nooit is. De wens van de ouders is dat betrokkene voorlopig bij hen zal verblijven en dat in de tussentijd gekeken zal worden naar een andere oplossing. De advocaat voegt hier nog aan toe dat het goed gaat als betrokkene bij zijn ouders is. Daarnaast stelt zij dat nu betrokkene ook de vakanties bij zijn ouders kan doorbrengen, hij ook tijdig bij hen zal moeten kunnen wonen.
De advocaat pleit dan ook voor afwijzing van het verzoek. Indien de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf zal worden verleend, pleit zij om de duur te verkorten voor maximaal drie maanden. Het argument dat de ouders te ver weg zouden wonen om betrokkene goed te kunnen begeleiden, is volgens haar geen argument. Volgens de advocaat kan de nodige zorg ook ambulant thuis worden geboden.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van (een combinatie van) zijn verstandelijke handicap en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit of heeft een aanzienlijk risico op:
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.4.
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van het verblijf van de betrokkene in de accommodatie. Ook zijn ouders zijn het er niet mee eens. Dit blijkt uit de stukken en de bewoordingen van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling.
2.5.
De opname en het verblijf zijn echter wel noodzakelijk en ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Tevens zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De optie dat [betrokkene] naar zijn ouders zou gaan, vindt de rechtbank niet geschikt, omdat er op dit moment er nog steeds sprake is van psychotische kenmerken, al is er volgens de behandelaren al wel sprake van vooruitgang.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met
23 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [1979] te [geboorteplaats] ;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 september 2020.
Deze beschikking is op 23 maart 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.