ECLI:NL:RBMNE:2020:1694

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
498478
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is op 23 maart 2020 een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene, geboren in 1986, naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek was ingediend op 3 maart 2020 en betrof het verlenen van verplichte zorg op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, zijn advocaat en een behandelend psycholoog werden gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met name een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor de betrokkene en de maatschappij. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en verleende daarom de zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 23 september 2020.

De rechtbank concludeerde dat de verplichte zorg evenredig en effectief is, en dat voldaan is aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg zoals bedoeld in de Wvggz. De beschikking is mondeling gegeven door rechter V.M.M. van Amstel en schriftelijk uitgewerkt op 3 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/498478 / FA RK 20-1603
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 23 maart 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende in de [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.I.B. Hoffman.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 3 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 27 februari 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ;
- justitiële documentatie.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft vanwege de coronamaatregelen telefonisch plaatsgevonden op 23 maart 2020.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gezamenlijk telefonisch gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , GZ-psycholoog en behandelaar.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak per e-mail verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
Betrokkene heeft verklaard dat het stukken beter met hem gaat. Hij begrijpt het verzoek, maar hij vindt de verzochte duur voor de machtiging wel lang. De advocaat voegt hier aan toe dat het fijn is voor betrokkene dat er nu een vangnet is voor hem voor als het mis zou gaan.
2.3.
De behandelaar heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek. Ze begrijpt dat betrokkene het lang vindt duren, maar betrokkene heeft te kampen met een indringend ziektebeeld. Hij heeft een psycho affectieve stoornis en ADHD. Dit wordt ook terug gezien in het gedrag van betrokkene. De verwachting is dat het nog geruime tijd duurt totdat betrokkene weer stabiel is. Hij staat ingeschreven voor een ‘socio woning’ en vandaaruit kan er worden gekeken naar beschermd wonen. In de tussentijd is er nog veel te doen voor betrokkene, zo is hij nu bezig met een medicatiewijziging. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg heeft de behandelaar verklaard dat het toedienen van vocht en voeding niet nodig is.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van met name schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- maatschappelijke teloorgang
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding.
2.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 23 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 september 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 23 maart 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 3 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.