ECLI:NL:RBMNE:2020:1699

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
499192 / 499712
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verlenen van verplichte zorg en afwijzing verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel

Op 30 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot verlenen van verplichte zorg op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank ontving een verzoek van de officier van justitie voor het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1994, die lijdt aan een psychische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat, mr. W.A. Breddels.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zijn gezondheid en welzijn. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, als noodzakelijk beoordeeld. De advocaat van de betrokkene heeft gepleit voor ambulante begeleiding en een kortere duur van de machtiging, maar de rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg evenredig en effectief is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 30 september 2020, en het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en schriftelijk uitgewerkt op 2 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
C/16/499192 / FA RK 20-1821 (machtiging tot verlenen van verplichte zorg)
C/16/499712 / FA RK 20-2024 (machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel)
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 30 maart 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. W.A. Breddels.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift tot verlening van een machtiging van verplichte zorg van
17 maart 2020;
- het verzoekschrift tot voortzetting van de crisismaatregel van 27 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft vanwege de coronamaatregelen telefonisch plaatsgevonden op 30 maart 2020. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het verzoek tot verlening van een machtiging tot verplichte zorg gewenst is, dit betekent dat de rechtbank dit verzoek als eerste zal behandelen.
1.3.
Bij het verzoekschrift tot verlening van een machtiging tot verplichte zorg zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 11 februari 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ;
- politiegegevens.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- mevrouw W.A. Breddels, advocaat van betrokkene,
- de heer [A] , afdelingsarts,
- mevrouw [B] , behandelend psychiater van [instelling 1] .
1.5.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.6.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak per e-mail verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het goed met hem gaat. Hij is bereid om nog even in de instelling te blijven, maar zes maanden vindt hij wel lang. De advocaat voegt hier aan toe dat betrokkene graag toewerkt naar ambulante begeleiding. Ook wordt er gezocht naar dagbesteding. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg stelt zij dat controle op gedrag-beïnvloedende middelen, aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek niet nodig zijn. Betrokkene heeft geen voorgeschiedenis met gedrag-beïnvloedende middelen en de advocaat vindt het van belang dat betrokkene met zijn familie in contact kan zijn. Ten aanzien van de duur van de machtiging verzoekt de advocaat om de zorgmachtiging te verlenen voor drie maanden.
2.3.
De afdelingsarts heeft toegelicht dat betrokkene is opgenomen omdat het niet meer goed ging in de thuissituatie. Betrokkene heeft te kennen gegeven dat het nu goed met hem gaat en hij rust in zijn hoofd heeft. Het lukt de afdelingsarts echter niet om goed contact met betrokkene te krijgen over zijn gedachten. Daarnaast is betrokkene verward. Thuis nam betrokkene zijn medicatie niet in volgens voorschrift. De voorgeschreven medicatie zorgde bij eerder gebruik voor een opklaring van het psychiatrisch beeld.
De behandelend ambulant psychiater heeft verklaard dat er vanaf november 2019 geprobeerd is om ambulante zorg te verlenen aan betrokkene. Het lukte echter niet om met betrokkene in contact te komen. Hij liet de ambulant behandelaren niet binnen en zijn familie ook niet. Achteraf bleek dat betrokkene woedeaanvallen naar zijn familie toe had en dat zij niet open durfden te doen. Dit was beangstigend voor de familie. Naast de psychose heeft betrokkene ook gedragsproblemen en een verstandelijke beperking. Het is niet mogelijk dat betrokkene terug naar huis gaat. De begeleiding die betrokkene nodig heeft kan immers niet door zijn moeder worden geboden. Er is een behandelplan gemaakt, waarbij betrokkene na zijn opname in [verblijfplaats] naar de instelling [instelling 2] gaat. Aangezien er een langdurig behandeltraject nodig is, is een duur van drie maanden voor de zorgmachtiging te kort. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg stelt de behandelend ambulant psychiater dat alle verzochte vormen nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden. In [instelling 2] wordt er immers door patiënten onderling drugs aan elkaar gegeven. Bovendien worden deze vormen van zorg enkel ingezet als dit nodig is.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en neurobiologische ontwikkelingsstoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en dusdanig te herstellen zodat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz.
2.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 30 september 2020. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel zal afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 september 2020;
wijst het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel van 27 maart 2020 af.
Deze beschikking is op 30 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 2 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.