Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
Rechtbank Midden-Nederland
Op 30 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot verlenen van verplichte zorg op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank ontving een verzoek van de officier van justitie voor het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1994, die lijdt aan een psychische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat, mr. W.A. Breddels.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zijn gezondheid en welzijn. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, als noodzakelijk beoordeeld. De advocaat van de betrokkene heeft gepleit voor ambulante begeleiding en een kortere duur van de machtiging, maar de rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg evenredig en effectief is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 30 september 2020, en het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en schriftelijk uitgewerkt op 2 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.