ECLI:NL:RBMNE:2020:1733

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
498319
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 10 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 28 februari 2020 een verzoekschrift ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1975 in Marokko. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 maart 2020, waarbij de rechtbank de betrokkene, zijn advocaat mr. J.M. van Dam, en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.

In het verzoekschrift werd verzocht om verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van vocht, voeding en medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, en het opnemen in een accommodatie. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen sprake was van een psychische stoornis en dat de betrokkene geen overlast veroorzaakte. De vertegenwoordiger van de zorgaanbieder gaf echter aan dat de familie van de betrokkene zich zorgen maakte over zijn toestand, waarbij de betrokkene hallucineerde en drugs gebruikte.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was van een psychische stoornis bij de betrokkene, wat leidde tot ernstig nadeel. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat de betrokkene niet bereid was om zorg te accepteren. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van twee maanden, tot en met 10 mei 2020, met de mogelijkheid om in contact te treden voor nadere diagnostiek en zorgplanning. De rechtbank benadrukte dat opname en verplichte zorg als ultimum remedium moeten worden beschouwd, en dat de zorgmachtiging alleen zou worden toegepast als ambulante zorg niet mogelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: C/16/498319 / FA RK 20-1548
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 10 maart 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.M. van Dam.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 21 februari 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020, in het gerechtsgebouw in Utrecht.
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- de heer [A] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij [naam instelling] .
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden.
Omdat de diagnostiek van betrokkene nog niet volledig is afgerond, zijn vooralsnog alle vormen van verplichte zorg aangevraagd.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft geconcludeerd voor afwijzing van het verzoek.
Er is geen reden om de zorgmachtiging te verlenen. Volgens hem is er geen sprake van een psychische stoornis en dus ook geen sprake van ernstig nadeel. Betrokkene voegt hier zelf nog aan toe dat het goed met hem gaat, dat hij geen overlast veroorzaakt, zichzelf niet verwaarloost en niet verslaafd is. De vertegenwoordiger van de zorgaanbieder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de familie van betrokkene zich grote zorgen maakt. Betrokkene hallucineert, hoort stemmen en gebruikt drugs. Het is moeilijk om in contact te komen met betrokkene. De zorgmachtiging is nodig om in eerste instantie bij betrokkene een nadere diagnose te kunnen stellen bij betrokkene, om hier vervolgens de nodige zorg op aan te passen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken, waaronder de medische verklaring van een onafhankelijk psychiater, en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde- en verslavingsstoornissen. Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om dat nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en dusdanig te herstellen zodat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Betrokkene is niet bereid om die zorg te accepteren. Gelet hierop is verplichte zorg nodig en dus een zorgmachtiging om die verplichte zorg te kunnen verlenen.
2.5.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat het de bedoeling is dat verplichte zorg in dit geval bedoeld is om nog een nadere diagnose te kunnen stellen. De bedoeling daarbij is dat de betrokkene zoveel mogelijk ambulant zal worden behandeld: er zal eerst getracht worden met betrokkene in gesprek te komen en hem thuis begeleiden en in dat kader verder met hem te onderzoeken wat er aan zorg voor hem nodig is. De rechtbank begrijpt hieruit dat in de thuissituatie geen vormen van verplichte zorg zullen worden verleend. Uit het zorgplan blijkt ook niet dat voldaan is aan de veiligheidsvereisten voor ambulant verplichte zorg uit artikel 2:2 Bvggz. De zorgmachtiging wordt gevraagd met verschillende vormen van verplichte zorg, die uitsluitend bij opname zullen worden toegepast in de accommodatie, waarbij het de bedoeling is om de opname zo kort als mogelijk is te laten duren.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat opname, en de daarbij behorende vormen van verplichte zorg, ultimum remedium behoren te zijn.
Een zorgmachtiging voor de situatie waarbij zoveel als mogelijk vrijwillig ambulant zorg wordt verleend en waar verplichte zorg uitsluitend zal worden toegepast als die ambulante behandeling het ernstig nadeel niet langer kan wegnemen, voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan het uitgangspunt van de wet.
2.7.
In deze situatie is wel bijzonder dat de zorgmachtiging bedoeld is om nadere diagnostiek te doen en vervolgens te bepalen welke zorg verder nodig is voor betrokkene.
Omdat betrokkene alle contact mijdt en het ernstig nadeel uit de stukken voldoende naar voren komt, is de rechtbank van oordeel dat een minder bezwarend alternatief niet voorhanden is. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om de gevraagde zorgmachtiging in duur te beperken, om op dit moment nog niet gezegd kan worden dat de
voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief zal zijn.
2.8.
Indien gedurende de toepassing van de zorgmachtiging blijkt dat uitbreiding in duur of in vormen van verplichte zorg noodzakelijk is, kan de zorgverantwoordelijke uitbreiding van de zorgmachtiging vragen.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal de zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg worden verleend voor de duur van twee maanden. Daarmee is het mogelijk om in contact te treden om een nadere diagnose en verder zorgplan voor betrokkene op te stellen en, mocht dat niet lukken, om hem binnen de duur van de maatregel op te nemen.
De zorgmachtiging geldt aldus tot en met 10 mei 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] (Marokko), voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie,
uitsluitend voor de situatie dat het ernstig nadeel niet overeenkomstig het zorgplan ambulant kan worden afgewend;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 mei 2020.
Deze beschikking is op 10 maart 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 24 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.