Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 21 februari 2020 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2020 zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. J.W. de Vries-Mulder, en een casemanager gehoord. De betrokkene verklaarde vrijwillig in de instelling te zijn opgenomen en dat hij zijn medicatie nam. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de gevraagde zorg niet nodig was en dat de betrokkene zijn afspraken nakwam.
De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire-stemmingsstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zijn geestelijke en fysieke gezondheid. Ondanks de medewerking van de betrokkene zijn er onvoldoende mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft daarom besloten om de zorgmachtiging te verlenen voor de duur van vier maanden, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.