Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is gedaan op 11 mei 2020.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 11 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van 6 maart 2020, waarin werd bepaald dat de verzoeker een bedrag van € 12.100,- aan bijstand, verstrekt in de vorm van een Krediethypotheek, moest terugbetalen. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar heeft het griffierecht niet tijdig betaald.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, griffierecht moet betalen. In dit geval was het griffierecht vastgesteld op € 48,-. De griffier heeft de verzoeker per aangetekende brief op 16 april 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien de verzoeker het griffierecht niet op tijd heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk.
De uitspraak concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De beslissing is gedaan door mr. L.C. Michon, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier. De uitspraak is op 11 mei 2020 gedaan en afschrift is verzonden aan de partijen.