ECLI:NL:RBMNE:2020:1820

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1385
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 11 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van 6 maart 2020, waarin werd bepaald dat de verzoeker een bedrag van € 12.100,- aan bijstand, verstrekt in de vorm van een Krediethypotheek, moest terugbetalen. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar heeft het griffierecht niet tijdig betaald.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, griffierecht moet betalen. In dit geval was het griffierecht vastgesteld op € 48,-. De griffier heeft de verzoeker per aangetekende brief op 16 april 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien de verzoeker het griffierecht niet op tijd heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk.

De uitspraak concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De beslissing is gedaan door mr. L.C. Michon, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier. De uitspraak is op 11 mei 2020 gedaan en afschrift is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1385

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat verzoeker de aan hem verstrekte bijstand, in de vorm van een Krediethypotheek, moet terugbetalen. Het gaat om een bedrag van € 12.100,-.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb € 48,-. De griffier van de rechtbank stelt op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 16 april 2020 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief.
4. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Michon, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier
.De beslissing is gedaan op 11 mei 2020.
De voorzieningenrechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.