In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser, die in de periode 1990-1998 het slachtoffer is geworden van mensenhandel, had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds. Bij besluit van 11 juli 2019 werd hem een uitkering van € 15.000,- toegekend, maar bij het bestreden besluit van 1 november 2019 werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 3 maart 2020 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder niet aanwezig was. Eiser betwistte de toepassing van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven door verweerder, die hem had ingedeeld in letselcategorieën 3 en 4. Eiser stelde dat de Letsellijst niet correct was toegepast en dat de ernst van de geweldsincidenten onvoldoende was meegewogen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, met name over de indeling in letselcategorieën en de criteria voor ernstig geweld.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,- en moet het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Brouwer, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.