Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de producties 1 tot en met 16 van Cambuur en De Graafschap
- de producties 1 tot en met 14 van de KNVB
- de mondelinge behandeling van 8 mei 2020
- de pleitnota van Cambuur en De Graafschap
- de pleitnota van KNVB.
Het betaald voetbal wordt gespeeld in de eredivisie en de eerste divisie.
Aan de eredivisie nemen 18 clubs deel en aan de eerste divisie 20, waarvan 4 beloftenteams (het tweede team van clubs die in de eredivisie spelen). Cambuur en De Graafschap komen uit in de eerste divisie.
1. de competitie in de eredivisie en de eerste divisie voor het seizoen 2019-2020
wordt stopgezet en niet op een later moment wordt afgemaakt
2. geen promotie naar de eredivisie en geen degradatie naar de eerste divisie zal
plaatsvinden.
promotie en degradatie toe te passen voor het seizoen 2019-2020
enb. primair, wordt veroordeeld om Cambuur en De Graafschap voor het seizoen
2020-2021 in de eredivisie te laten spelen
ofsubsidiair, wordt veroordeeld tot het nemen van een nieuw besluit wat tot gevolg
heeft dat Cambuur en De Graafschap voor het seizoen 2020-2020 in de eredivisie
uitkomen
ofmeer subsidiair, wordt veroordeeld tot het nemen van een nieuw besluit over de
gevolgen van de beëindiging van de voetbalcompetitie 2019-2020 voor de promotie
naar de eredivisie en degradatie naar de eerste divisie
enc. wordt veroordeeld tot het uitschrijven en bijeenroepen van een buitengewone
algemene ledenvergadering betaald voetbal.
3.De beoordeling van het geschil
In die artikelen is het volgende bepaald:
- Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon is nietig als dat besluit in strijd is
met de wet of de statuten, tenzij de wet anders bepaald (2:14 BW)
a. strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van
besluiten regelen
b. strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden
geëist
c. strijd met een reglement
(2:15 BW)
Het Reglement Wedstrijden Betaald Voetbal regelt dat het bestuur betaald voetbal bevoegd is om, na het horen van de clubs, de competitie in te korten als wedstrijden door de overheid worden verboden (artikel 16 lid 10 onder a en e in relatie met lid 4 van dit artikel). Vervolgens moet dan met inachtneming van artikel 17 van dit reglement de ranglijst (van de ingekorte competitie) worden bepaald en moet op basis van de Promotie- en degradatieregeling worden vastgesteld welke clubs er promoveren en degraderen.
In dit geval betekent dit dat Cambuur en De Graafschap, die als eerste en tweede na het stopzetten van de competitie zijn geëindigd, moeten promoveren naar de eredivisie (artikel 1 van de Promotie- en degradatieregeling). Het promotie- en degradatiebesluit van het bestuur betaald voetbal dat inhoudt dat geen promotie en degradatie plaatsvindt, is dus in strijd met het Reglement Wedstrijden Betaald Voetbal en om die reden vernietigbaar (artikel 2:15 lid 1 onder c BW).
De KNVB meent dat deze bevoegdheid voortvloeit uit artikel 1 lid 6 van de Statuten, terwijl Cambuur en De Graafschap vinden dat deze bevoegdheid moet worden ontleend aan het Reglement Wedstrijden Betaald Voetbal en dan in het bijzonder aan het bepaalde in artikel 16 lid 10 onder e en e in relatie met artikel 16 lid 4 van dit reglement.
Het doet er echter niet toe op grond van welke bepaling het bestuur betaald voetbal bevoegd was om het hiervoor genoemde besluit te nemen. Linksom of rechtsom het bestuur betaald voetbal was bevoegd om dat besluit te nemen. Daarover zijn partijen het ook eens. Bovendien wordt door Cambuur en De Graafschap niet het standpunt ingenomen dat dit besluit in strijd is met de reglementen. De grondslag voor dit besluit is ook niet van belang voor de beantwoording van de vraag waar het hier om draait, namelijk of in het Reglement Wedstrijden Betaald Voetbal en de daarvan onderdeel uitmakende Promotie- en degradatieregeling is bepaald hoe met promotie- en degradatie wordt omgegaan in het geval van inkorting van de competitie.
De betaaldvoetbalorganisatie waartoe het (eerste of tweede) elftal behoort dat als hoogste is geëindigd op de ranglijst na afloop van de reguliere competitie van de eerste divisie seizoen 2019/’20 is kampioen van de eerste divisie seizoen 2019/’20.
reguliere” competitie is uitgespeeld. Dat is hier, zoals de KNVB ook aanvoert, niet het geval.
Besluit is ongeldig, omdat het in strijd met de statuten en reglementen is totstandgekomen (artikel 2:15 lid 1 onder a BW)?
Het promotie- en degradatiebesluit is genomen, omdat de voetbalcompetitie door de coronapandemie niet kon worden uitgespeeld. De regel voor promotie naar de eredivisie zoals vermeld in de promotie- en degradatieregeling hield in dat op basis van de sportieve prestaties na het spelen van 38 wedstrijden er twee clubs zouden promoveren (toetreden tot) naar de eredivisie. Dit is een redelijke toetredingsregel die niet in strijd is met het mededingingsrecht. Er moesten toen de competitie vanwege het uitbreken van de coronapandemie werd gestaakt nog 9 wedstrijden in de eerste divisie worden gespeeld. In de reglementen en de Promotie- en degradatieregeling was niet voorzien in deze situatie. Er moest dus om de competitie af te ronden een besluit worden genomen over wel of geen promotie en wel of geen degradatie. Besloten is dat er geen promotie en geen degradatie plaatsvindt, omdat op basis van de sportieve prestaties onvoldoende kon worden bepaald welke clubs er na het spelen van de volledige competitie gepromoveerd en gedegradeerd zouden zijn. Daar valt iets voor te zeggen, aangezien er nog 9 wedstrijden moesten worden gespeeld en de eindstand in de competitie nog onzeker was. Het komt er dus op neer dat omdat de sportieve prestaties niet leidend konden zijn, is afgezien van promotie- en degradatie.
Verder is van belang dat het gaat om het éénmalig niet kunnen promoveren en daarmee niet kunnen toetreden tot de erevisie. Dit éénmalig niet kunnen toetreden tot de eredivisie heeft, zoals uit het voorgaande volgt, niets te maken met het uitschakelen van concurrenten, zoals in de door Cambuur en De Graafschap aangehaalde ISU-zaak (Besluit Europese Commissie 8 december 2017, zaak AT-40208) wel het geval was. Overigens is deze zaak, anders dan Cambuur en De Graafschap betogen, niet vergelijkbaar met de zaak ISU.
Zij voeren daarvoor aan dat er ernstige gebreken kleven aan de manier waarop het besluit tot stand gekomen is. Die manier verdraagt zich volgens hen niet met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist.
peilingvan meningen en niet over een
stemming. Ook is aangegeven dat het bestuur uiteindelijk zou besluiten.
medeworden betrokken bij de besluitvorming en in antwoord op vragen van de clubs gezegd dat de uitkomst van de peiling richtinggevend zou zijn voor die besluitvorming. Verder heeft het bestuur betaald voetbal laten weten dat de reden dat zij de clubs en de centrale trainersraad en de centrale spelersraad vooraf hun standpunt kenbaar wilde laten maken, is dat zij op die manier draagvlak voor het te nemen besluit wilde creëren. De KNVB is een democratische vereniging en wil graag zo gezien worden.
Het bestuur betaald voetbal zag zich door de uitzonderlijke situatie dat de voetbalcompetitie niet kan worden afgespeeld door de coronapandemie zich voor de moeilijke vraag gesteld hoe om te gaan met promotie en degradatie. Het bestuur betaald voetbal moest in dit verband niet alleen rekening houden met de belangen van Cambuur en De Graafschap, maar met de belangen van alle aan de eredivisie en eerste divisie deelnemende clubs.
Welk besluit het bestuur betaald voetbal ook zou nemen, er zouden, zoals de KNVB ook aanvoert, altijd clubs zijn die daardoor in sportief en financieel opzicht zouden worden geraakt. Het door het bestuur betaald voetbal genomen besluit raakt in dit geval Cambuur en De Graafschap. Dat is zuur, maar betekent niet dat het besluit wat inhoud betreft in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die het bestuur betaald voetbal tegenover Cambuur en De Graafschap en alle andere aan de eredivisie en eerste divisie deelnemende clubs in acht moest nemen. Had het bestuur besloten om wel promotie en degradatie te laten plaatsvinden, dan waren ADO Den Haag en RKC Waalwijk in sportief en financieel opzicht geraakt, omdat zij dan van de eredivisie naar de eerste divisie zouden zijn gedegradeerd.
Dat Cambuur en De Graafschap nu schade lijden en de KNVB hen hier niet voor compenseert, maakt niet dat het beluit wat inhoud betreft in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Deze situatie is veroorzaak door een coronapandemie waaraan niemand iets aan kon doen. Uitgangspunt is dan dat de schade moet worden gedragen door degene die het lijdt.
Dat in verband met de tickets voor Europees voetbal wel is uitgegaan van de ranglijst, komt doordat de UEFA dit zo voorschreef.
Het is verdedigbaar dat het bestuur betaald voetbal heeft gemeend dit niet voor de promotie en degradatie toe te passen, omdat zij gelet op het aantal wedstrijden die nog gespeeld moesten worden (8 of 9 wedstrijden) vond dat er niet op basis van de sportieve prestaties kon worden bepaald wie er zouden promoveren en degraderen.
Het zou evengoed verdedigbaar zijn geweest als het bestuur betaald voetbal had gemeend dat op basis van de sportieve prestaties tot dat moment wel had kunnen worden gepromoveerd en gedegradeerd.
Vordering: Bijeenroepen buitengewone algemene ledenvergadering3.27. Cambuur en De Graafschap vorderen ook nog dat de KNVB moet worden veroordeeld tot het uitschrijven en bijeenroepen van een algemene vergadering betaald voetbal. Deze vordering zal als onvoldoende gemotiveerd onderbouwd worden afgewezen.
Cambuur en De Graafschap hebben niet toegelicht waarom zij willen dat deze vergadering wordt gehouden en wat zij daar dan willen bespreken en voorleggen.
980,00
3.De beslissing
mr. B.H. van der Graaf, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020. [1]