6.5Gelet op het voorgaande is het bouwplan naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met de beheersverordening. De beroepsgrond slaagt niet.
Gebruik in strijd met beheersverordening
7. Eiser voert verder aan dat het geplande gebruik in strijd is met de beheersverordening, omdat het op de percelen niet is toegestaan om een supermarkt te exploiteren. Op basis van de beheersverordening is op de percelen alleen het bestaande gebruik, en aanvullend daarop onder andere ‘detailhandel’ toegestaan. De functie supermarkt is echter niet toegestaan en valt ook niet onder de reikwijdte van de functie ‘detailhandel’.
8. Volgens verweerder laat de beheersverordening op de percelen wel een supermarkt toe. In artikel 4.3.1, onder a, van de beheersverordening staat dat de percelen, aangeduid met besluitsubvlakken R en K, naast het bestaande gebruik, mogen worden gebruikt voor onder meer ‘detailhandel’. Een supermarkt past binnen deze bestemming. Dit is slechts anders als de definitie van detailhandel in de beheersverordening een supermarkt nadrukkelijk uitsluit.
9. De rechtbank volgt de toelichting van verweerder. Op grond van de beheersverordening is op de percelen inderdaad, naast het bestaande gebruik, de bestemming detailhandel toegestaan. Gelet op de begripsbepaling ‘detailhandel’, zoals deze is opgenomen in artikel 1.19 van de beheersverordening, valt een supermarkt hier ook onder. Het exploiteren van een supermarkt is dan ook toegestaan op de percelen en kan aan de verleende omgevingsvergunning niet in de weg staan. De beroepsgrond slaagt niet.
Strijd met systematiek van de beheersverordening
10. Eiser voert verder aan dat de verleende omgevingsvergunning in strijd is met de systematiek van de beheersverordening. Eiser legt dit als volgt uit. Het samenvoegen van de percelen door middel van het doorbreken van de tussenmuren heeft tot gevolg dat er ook twee verschillende besluitsubvlakken worden samengevoegd, namelijk besluitsubvlak R en besluitsubvlak K. Dit leidt tot de onwenselijke situatie dat er binnen het samengevoegde pand verschillende toegestane functies zijn, terwijl dit onderscheid constructief niet meer aanwezig is. Dit kan niet de bedoeling zijn geweest van de planwetgever, nu juist met de onderverdeling in de verschillende besluitsubvlakken per besluitsubvlak verschillende toegestane functies worden geregeld.
11. De verleende omgevingsvergunning is volgens verweerder niet in strijd met de systematiek van de beheersverordening. De omgevingsvergunning is verleend voor de realisatie van een supermarkt op de begane grond van de percelen. Dit past binnen het gebruik dat in beide besluitsubvlakken is toegestaan. Ten aanzien van gebruik dat niet in lijn is met de verleende omgevingsvergunning zal verweerder handhavend optreden. De omgevingsvergunning wijzigt verder niets aan de systematiek van de beheersverordening en ook niet aan de toepasselijkheid van de verschillende besluitsubvlakken. De afzonderlijke besluitsubvlakken blijven dus ook in de toekomst gelden en eventuele nieuwe (bouw)plannen zullen dus ook worden getoetst aan die bepalingen.
12. Hoewel het doorbreken van de tussenmuren er inderdaad toe leidt dat er binnen het winkelpand twee besluitsubvlakken gaan gelden, betekent dit naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat dit in strijd is met de systematiek van de beheersverordening. De bestemming supermarkt is zowel binnen besluitsubvlak K als binnen besluitsubvlak R toegestaan en ten behoeve van die bestemming is ook de omgevingsvergunning verleend. Dat het nieuwe winkelpand twee besluitsubvlakken beslaat, betekent niet dat dit pand niet voor één uniforme bestemming kan worden gebruikt. De beperkingen ten aanzien van welk gebruik is toegestaan, blijven ook in de toekomst gelden. Verweerder heeft daarover dan ook terecht toegelicht dat er bij strijdig gebruik handhavend zal worden opgetreden en dat eventuele nieuwe bouwplannen zullen worden getoetst aan de geldende bepalingen uit de beheersverordening. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
13. Gelet op het voorgaande is de verleende omgevingsvergunning niet in strijd met de beheersverordening. Er doet zich ook geen andere weigeringsgrond voor. Gelet op het karakter van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo (limitatief en imperatief) heeft verweerder de omgevingsvergunning dan ook niet mogen weigeren. Dit betekent dat verweerder de omgevingsvergunning terecht heeft verleend. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.