Op 15 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een bergingsinspecteur, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Dit besluit, genomen op 2 april 2020, hield in dat verzoeker een medisch onderzoek moest ondergaan en dat de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst tot de resultaten van dit onderzoek bekend waren. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en inkomen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft, maar oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is. Verzoeker betwist niet dat hij met een te hoge alcoholwaarde heeft gereden, wat de reden was voor het opleggen van het medisch onderzoek. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van verweerder zorgvuldig is genomen en dat er geen onzorgvuldigheden zijn aangetoond. Verweerder heeft op basis van informatie van de politie, die melding maakte van verzoeker die onder invloed van alcohol in zijn auto werd aangetroffen, het besluit genomen. Ondanks de coronamaatregelen zijn er nog steeds mogelijkheden voor medisch onderzoek, en verzoeker kan in mei nog worden onderzocht.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen kans van slagen is voor het bezwaar van verzoeker. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, vanwege de coronamaatregelen, en er is geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.