ECLI:NL:RBMNE:2020:1908

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
20/4
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke zaak betreffende zorgindicatie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2020, in de zaak met nummer UTR 20/4, werd een verzoek om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Baadoudi, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, het Centrum Indicatiestelling Zorg, dat hem geen recht op zorg uit de Wet langdurige zorg (Wlz) toekende. Verweerder had op 11 december 2019 besloten dat verzoeker tot drie maanden na deze datum Wlz-zorg zou ontvangen. Verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening om het besluit te schorsen totdat er een beslissing op zijn bezwaarschrift was genomen. Op 5 februari 2020 gaf verweerder aan dat de indicatie door zou lopen tot zes weken na de beslissing op bezwaar, wat overeenkwam met de wensen van verzoeker. Hierna trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg hij om vergoeding van zijn proceskosten.

De voorzieningenrechter overwoog dat verweerder niet had gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, wat werd geïnterpreteerd als een gebrek aan bezwaar tegen de vergoeding. Gezien het feit dat verweerder had voldaan aan de wensen van verzoeker, werd besloten dat verweerder de proceskosten moest vergoeden. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 525,- en bepaalde tevens dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 47,- moest vergoeden. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. M. Baadoudi),

en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 11 december 2019 besloten dat verzoeker geen recht heeft op zorg uit de Wet langdurige zorg (Wlz) en dat verzoeker tot drie maanden na 11 december 2019 Wlz zorg zal krijgen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft ook om een voorlopige voorziening gevraagd. In zijn verzoek om een voorlopige voorziening heeft hij verzocht het besluit van verweerder te schorsen tot zes weken nadat een beslissing op het bezwaarschrift is genomen. Op 5 februari 2020 heeft verweerder medegedeeld dat de indicatie door zal lopen tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden. Omdat verweerder heeft gedaan wat verzoeker wilde, zal verweerder de proceskosten van verzoeker moeten betalen.
4. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verder bepaalt de rechtbank dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit
bedrag betalen aan verzoeker.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Michon, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier
.Deze uitspraak is gedaan op 14 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep of in verzet