ECLI:NL:RBMNE:2020:1909
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- E. van Abbe
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake zorgvoorziening Wmo
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.E. Mussche, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. Dit besluit, genomen op 2 december 2019, hield in dat verzoekster recht heeft op een voorziening voor dagbesteding in de vorm van Zorg in Natura (ZIN) voor de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 september 2020.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening is dat er sprake is van spoedeisend belang. Zij heeft aangevoerd dat zij voldoende studiepunten moet behalen om haar opleiding te kunnen voortzetten en dat haar zorgverlener, mevrouw [A] van [naam], haar vertrouwenspersoon is. Verzoekster heeft gekozen voor een persoonsgebonden budget (pgb) in plaats van ZIN, maar haar zorgverlener is niet bereid om ZIN te verlenen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet voldoende heeft onderbouwd dat het afnemen van ZIN voor haar niet mogelijk of passend is.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster nog steeds zorg ontvangt van haar zorgverlener, ondanks dat hier tijdelijk geen vergoeding tegenover staat. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.