Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2020 in de zaak tussen
[onderbewindgestelde] te [woonplaats] , eiseres
Rechtbank Midden-Nederland
Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere en eiseres, die in haar hoedanigheid van bewindvoerder optreedt. De zaak betreft een bezwaar tegen de afwijzing van bijstandsverlening. Eiseres had eerder, op 1 augustus 2019, een aanvraag ingediend voor bijstand, maar deze werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren ten opzichte van een eerder besluit van 28 juni 2019. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 1 augustus 2019 geen besluit is waartegen bezwaar kon worden gemaakt, omdat het slechts een herhaling was van het eerdere besluit. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe rechtsgevolgen waren ontstaan door de herhaling van het besluit, en dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Eiseres had betoogd dat er wel nieuwe feiten waren, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de beslissing van het college te weerleggen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres geen recht had op vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.