In deze zaak, behandeld door de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 25 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarigen [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over beide minderjarigen wordt uitgeoefend door de ouders, en dat zij sinds 6 juni 2017 onder toezicht staan. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling, die oorspronkelijk tot co-ouderschap leidde, vanwege aanhoudende problemen in de omgang tussen de moeder en [voornaam van minderjarige 1]. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2020, die via Skype plaatsvond, is de situatie besproken. De kinderrechter heeft de minderjarige [voornaam van minderjarige 1] gevraagd om haar mening, maar zij heeft hierop niet gereageerd. De kinderrechter heeft eerder op 12 mei 2020 al een voorlopige voorziening getroffen, waarbij [voornaam van minderjarige 1] niet naar de moeder zou gaan tot de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de zorgregeling te wijzigen voor [voornaam van minderjarige 1] toegewezen, maar het verzoek voor [voornaam van minderjarige 2] aangehouden. De kinderrechter heeft benadrukt dat er een dringende noodzaak is voor gezinsbegeleiding en verbetering van de communicatie tussen de ouders, om te voorkomen dat de kinderen klem komen te zitten in de conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft besloten dat [voornaam van minderjarige 1] tijdelijk volledig bij de vader zal verblijven, terwijl de beslissing over de zorgregeling voor [voornaam van minderjarige 2] wordt aangehouden voor twee maanden. De GI is verzocht om uiterlijk 25 juli 2020 te rapporteren over de voortgang en de noodzaak van de zorgregeling.