ECLI:NL:RBMNE:2020:2113

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
C/16/502507 / JE RK 20-958
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in een spoedprocedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 mei 2020 een voorlopige voorziening getroffen met betrekking tot de zorgregeling van twee minderjarigen, [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de zorgregeling met spoed te wijzigen, na een incident tussen de moeder en [voornaam van minderjarige 1] op 5 mei 2020. De moeder heeft [voornaam van minderjarige 1] in een emotionele uitbarsting buiten gezet, wat leidde tot een escalatie van de situatie. De GI heeft geconstateerd dat de moeder niet in staat is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en heeft geadviseerd om [voornaam van minderjarige 1] voorlopig bij de vader te laten verblijven.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie voor [voornaam van minderjarige 1], die heeft aangegeven niet naar de moeder te willen. De kinderrechter heeft besloten dat [voornaam van minderjarige 1] tot de mondelinge behandeling niet naar de moeder gaat, terwijl de beslissing over de zorgregeling voor [voornaam van minderjarige 2] wordt aangehouden. De kinderrechter heeft de GI en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven in een toekomstige zitting. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de wijziging van de zorgregeling onmiddellijk van kracht is.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de situatie van de moeder zorgwekkend is en dat zij hulp moet zoeken voor haar persoonlijke problematiek voordat er weer contact met de kinderen kan plaatsvinden. De ouders zijn opgeroepen om in de toekomst te overleggen over de zorgregeling, waarbij de veiligheid van de kinderen voorop staat. De beschikking is op 18 mei 2020 vastgelegd en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens : C/16/502507 / JE RK 20-958 (voorlopige voorziening 223 Rv)
C/16/502549 / JE RK 20-963 (wijziging zorgregeling 1:265g BW)
Datum uitspraak: 12 mei 2020

Spoedbeschikking wijzigen zorg/omgangsregeling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling
[verzoekster], hierna te noemen de GI,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 1]
,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarig 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het mondelinge verzoek van de GI van 12 mei 2020 gevolgd door het verzoekschrift met bijlagen van 15 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 18 mei 2020.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarig 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
De ouders hebben in een ouderschapsplan een co-ouderschapsregeling afgesproken.
Bij beschikking van 6 juni 2017 zijn [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarig 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, laatstelijk tot 6 december 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de tussen partijen geldende zorgregeling met spoed te wijzigen.

De beoordeling

De GI heeft – verkort weergegeven – de volgende informatie aan het verzoek ten grondslag gelegd.
Afgelopen dinsdag (5 mei) hebben de moeder en [voornaam van minderjarige 1] ruzie hebben gekregen. De moeder heeft [voornaam van minderjarige 1] in eerste instantie zonder schoenen een kwartier buiten gezet. Vervolgens heeft de moeder tegen [voornaam van minderjarige 1] gezegd dat ze maar naar haar vader moest gaan (aldus [voornaam van minderjarige 1] heeft zij haar voor kut-kind uitgescholden). Sinds dinsdag is [voornaam van minderjarige 1] bij de vader. Met beide ouders is besproken om dit zo even te laten omdat [voornaam van minderjarige 1] aangaf dat zij niet meer terug wilde naar de moeder. De GI is bezig gegaan om hulp in te zetten om het mogelijk te maken dat [voornaam van minderjarige 1] terug zou gaan. Vrijdag heeft de GI geadviseerd om [voornaam van minderjarige 1] het weekend bij de vader te laten blijven en maandag verder in overleg te gaan. Effectief zou [voornaam van minderjarige 1] dan in ieder geval tot woensdag bij vader zijn (samen met haar zusje) omdat de omgangsregeling dat aangeeft. De moeder was het hier niet mee eens, zij eiste dat [voornaam van minderjarige 1] zondag voor Moederdag bij haar zou komen. [voornaam van minderjarige 1] heeft echter via de vader aangegeven dat zij niet naar de moeder wilde. De moeder accepteerde dit niet, omdat zij van gedachte is dat de vader [voornaam van minderjarige 1] manipuleert. De moeder is naar het adres van de vader gegaan. De vader was aan het werk en [voornaam van minderjarige 1] , die alleen thuis was doet eerst niet open. Zij heeft zich verstopt, vertelde ze later. [voornaam van minderjarige 1] heeft daarna wel met moedergesproken. Op de vraag of ze bij de moeder wilde zijn op Moederdag zei ze dat ze dat niet weet. De moeder heeft [voornaam van minderjarige 1] achtergelaten in het huis van de vader en heeft de GI verteld wat [voornaam van minderjarige 1] heeft gezegd en dat ze verwacht dat [voornaam van minderjarige 1] naar haar gebracht zou worden door de vader. [voornaam van minderjarige 1] heeft daarna aan de GI duidelijk aangegeven dat ze niet naar de moeder wil, maar dat ze gezegd heeft dat ze het niet wist omdat ze dat niet rechtstreeks tegen haar de moeder durfde te zeggen. Volgens [voornaam van minderjarige 1] heeft de moeder dingen gezegd als dat als ze niet zou komen dat ze dan helemaal niet meer bij haar de moeder hoeft te komen. [voornaam van minderjarige 1] geeft aan dat ze zich onder druk gezet voelde en dat ze vindt dat haar moeder haar een schuldgevoel aanpraat. Ze gaf aan dat zij op die manier inderdaad helemaal niet meer naar haar moeder wil.
De GI heeft doorgegeven aan de moeder dat [voornaam van minderjarige 1] heeft aangegeven dat ze niet naar de moeder wil en geadviseerd om dat te respecteren. De moeder heeft ervoor gekozen dat advies niet op te volgen. De moeder is, inmiddels na 18.00 uur, naar de vader gereden en heeft voor de flat staan schreeuwen dat [voornaam van minderjarige 1] mee moest komen. Ze is het flatgebouw van de vader binnengekomen en heeft voor de deur van de vader staan schreeuwen. De moeder heeft [voornaam van minderjarige 1] gedreigd dat ze de politie zou bellen om haar op te halen als ze niet zou meekomen. [voornaam van minderjarige 1] heeft later aan de GI aangegeven dat dit haar bang maakte. Zowel de vader als de moeder hebben de politie gebeld om te interveniëren. De politie heeft gesproken met de moeder, de vader en met [voornaam van minderjarige 1] . De politie heeft ook contact gehad met [naam instelling] (Crisis buiten kantooruren). Deze hebben op basis van de rapportage van de GI geadviseerd aan de moeder om te wens van [voornaam van minderjarige 1] om bij de vader te blijven te respecteren. De moeder is daarop weggereden, naar het schijnt met hoge snelheid. Al deze tijd was het jongere broertje van 19 maanden (andere vader) in de auto van de moeder. [voornaam van minderjarig 2] was bij de moeder thuis achtergebleven.
Omdat de bovenstaande gebeurtenis past in een langdurende patroon van vergelijkbare incidenten is de GI van mening dat de situatie bij de moeder niet veilig genoeg is om de meisjes woensdag volgens de afspraken in het ouderschapsplan terug te laten keren bij de moeder. De moeder zal hulp moeten zoeken voor haar persoonlijke problematiek (moeder is een kwetsbare vrouw met een belaste voorgeschiedenis en verschillende gewelddadige relaties) alvorens aan herstel van het contact gewerkt kan worden. De moeder is enkele malen aan therapie begonnen, maar heeft dit niet afgerond.
Het bovengenoemde incident betreft nu voornamelijk [voornaam van minderjarige 1] omdat zij meer dan haar zus zich uitspreekt naar haar moeder en een grotere kans heeft op conflicten. Onze zorg strekt zich wel ook uit naar [voornaam van minderjarig 2] omdat de kans groot aanwezig is dat de moeders onvoorspelbare gedrag zich ook tegen haar zal richten in afwezigheid van haar zusje. [voornaam van minderjarig 2] heeft verteld dat de moeder heel gezellig was dit weekend, misschien omdat zij bang is dat [voornaam van minderjarig 2] anders ook niet meer naar de moeder toe wil. De intentie van de GI is om richting de moeder voorwaarden te stellen voor hulp voor haar problematiek, zodat het mogelijk moet worden dat de kinderen op hopelijk zo kort mogelijk termijn weer omgang kunnen hebben met hun moeder.
De kinderrechter is van oordeel dat voor [voornaam van minderjarige 1] wel maar voor [voornaam van minderjarig 2] geen sprake is van een crisissituatie waarin de behandeling ter zitting niet kan worden afgewacht. De escalatie is geweest met en over [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 1] heeft gezegd op dit moment echt niet naar de moeder toe te willen. Dat betekent dat alleen met betrekking tot [voornaam van minderjarige 1] nu al, voorafgaand aan de mondeling behandeling, wordt besloten dat zij voorlopig niet naar de moeder toegaat. De beslissing over hoe het na de mondelinge behandeling verder moet met de zorgregeling van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarig 2] wordt aangehouden tot de ouders daarover zijn gesproken.
Uit het verzoek blijkt dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de zorgregeling tussen [voornaam van minderjarige 1] en de moeder met spoed wordt gewijzigd. Het verhoor van de belanghebbende kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [voornaam van minderjarige 1] .
De GI en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde zitting. Zij zullen telefonisch worden gehoord op een hierna te noemen datum en tijdstip. In afwachting hiervan zal de zorgregeling tussen [voornaam van minderjarige 1] en de moeder worden gewijzigd. Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat alle betrokkenen zijn gehoord.

De beslissing

De kinderrechter:
- wijzigt met betrekking tot [voornaam van minderjarige 1] de zorgregeling in die zin dat tot de datum van de mondelinge behandeling [voornaam van minderjarige 1] niet naar de moeder gaat en houdt de beslissing voor het overige aan;
- verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de GI en de overige belanghebbende telefonisch zullen worden gehoord op
25 mei 2020 om 13:00 uur.
Deze beslissing is mondeling gegeven op 12 mei 2020 door mr. I.L. Rijnbout, kinderrechter, en vastgelegd in de beschikking welke in tegenwoordigheid van I. Stooker, als griffier is ondertekend op 18 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden