In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 mei 2020 een voorlopige voorziening getroffen met betrekking tot de zorgregeling van twee minderjarigen, [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de zorgregeling met spoed te wijzigen, na een incident tussen de moeder en [voornaam van minderjarige 1] op 5 mei 2020. De moeder heeft [voornaam van minderjarige 1] in een emotionele uitbarsting buiten gezet, wat leidde tot een escalatie van de situatie. De GI heeft geconstateerd dat de moeder niet in staat is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en heeft geadviseerd om [voornaam van minderjarige 1] voorlopig bij de vader te laten verblijven.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie voor [voornaam van minderjarige 1], die heeft aangegeven niet naar de moeder te willen. De kinderrechter heeft besloten dat [voornaam van minderjarige 1] tot de mondelinge behandeling niet naar de moeder gaat, terwijl de beslissing over de zorgregeling voor [voornaam van minderjarige 2] wordt aangehouden. De kinderrechter heeft de GI en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven in een toekomstige zitting. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de wijziging van de zorgregeling onmiddellijk van kracht is.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de situatie van de moeder zorgwekkend is en dat zij hulp moet zoeken voor haar persoonlijke problematiek voordat er weer contact met de kinderen kan plaatsvinden. De ouders zijn opgeroepen om in de toekomst te overleggen over de zorgregeling, waarbij de veiligheid van de kinderen voorop staat. De beschikking is op 18 mei 2020 vastgelegd en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.