Op 10 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het samen met een ander stelen van goederen uit een woning op 28 mei 2019. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid bij de woninginbraak te bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door twee verbalisanten niet betrouwbaar waren. Beide verbalisanten maakten voorbehouden bij hun herkenning en er was geen ander bewijs in het dossier dat de betrokkenheid van de verdachte kon aantonen. De rechtbank benadrukte dat voorzichtigheid geboden is bij het accepteren van herkenningen als bewijs, vooral wanneer dit het enige bewijs is. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.