ECLI:NL:RBMNE:2020:2153

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
C/16/500066 / FA RK 20-2164
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van de Beek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoekschrift, dat op 1 april 2020 is ingekomen, bevatte een medische verklaring, een zorgkaart en een zorgplan. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de betrokkene en zijn psychiater in dezelfde ruimte waren, terwijl de advocaat apart was. De rechtbank heeft na de behandeling direct uitspraak gedaan en de betrokken partijen per e-mail geïnformeerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico op lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat de betrokkene zich zonder juridisch kader kan onttrekken aan zorg. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding, en heeft bepaald dat deze zorg voor een periode van zes maanden verleend zal worden. De rechtbank benadrukt dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant moet worden toegepast, en dat andere vormen van zorg pas mogen worden toegepast als ambulante zorg niet meer voldoende is.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter G. van de Beek en schriftelijk uitgewerkt op 4 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/500066 / FA RK 20-2164
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 20 april 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. E.E. Weiland.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 10 maart 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 april 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de algemene regeling zaaksbehandeling rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. E.E. Weiland,
- de heer [A] , psychiater.
De betrokkene en de psychiater waren in dezelfde ruimte. De advocaat bevond zich in een
afzonderlijke ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de
rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is de mondelinge behandeling bij te wonen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per e-mail aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
Tijdens opname bij weigering medicatie: toedienen van medicatie onder dwang in vorm depot olanzapine en oraal lithium.
beperken van de bewegingsvrijheid;
Alleen in instelling.
insluiten;
Acute opname in instelling om ernstig nadeel voor patiënt en gezin te voorkomen. Uiteraard als ambulante intensivering zorg niet afdoende voor dit doel is.
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
Indien separatie nodig is in kliniek.
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
Inleveren betaalpas bij manie tijdens acute opname.
opnemen in een accommodatie.
Bij manie en optreden ernstig nadeel.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg onder a ook ambulant wordt toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast. Uit het zorgplan blijkt dat betrokkene maandelijks op consult komt bij de sociaal psychiatrisch verpleegkundige van [naam instelling] [.] . Daarnaast komt betrokkene maandelijks op de poli voor zijn depot.
De vertegenwoordiger van de zorgaanbieder heeft verklaard dat het toedienen van vocht en voeding, genoemd onder a, niet nodig zijn.
2.2.
Betrokkene heeft verklaard dat hij erg geschrokken is van de complicatie die is opgetreden bij de depotmedicatie. Betrokkene geeft hierbij aan dat hij niet tegen de medicatie is, maar dat het wel veilig moet plaatsvinden.
2.3.
De advocaat van betrokkene heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Betrokkene is op zich niet tegen een zorgmachtiging, maar heeft de wens om de behandeling en het verblijf in een andere instelling voort te zetten. Bij voorkeur het [ziekenhuis 1] of het [ziekenhuis 2] .
2.4.
De psychiater heeft verklaard dat betrokkene vrijwillig is opgenomen omdat het niet meer goed ging in de thuissituatie. Bij de depotmedicatie is er een complicatie opgetreden waardoor betrokkene moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Mogelijk heeft dit ook bijgedragen aan het psychotisch ontregeld raken van betrokkene. Het is van belang dat betrokkene voor observatie langer opgenomen blijft. Een zorgmachtiging is nodig omdat als er sprake is van een decompensatie, het moeilijker is om betrokkene te behandelen en hij niet altijd meewerkt aan de nodige zorg.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire stoornis.
2.6.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, met name gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel. Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Gebleken is dat als betrokkene manisch psychotisch ontregelt, hij erg druk is, zijn ziektebesef verdwijnt en zijn impulsregulatie fors verstoord raakt. Hierdoor bestaat de kans dat betrokkene zich zal verzetten tegen behandeling. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.8.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.9.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vorm van verplichte zorg onder a, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding, eerst wordt toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen van b, c, d, h en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.10.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.12.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] (Marokko), voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 oktober 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 20 april 2020 mondeling gegeven door mr. G. van de Beek, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 4 mei 2020.
..
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.