ECLI:NL:RBMNE:2020:2172

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
C/16/501678 / FA RK 20-2799
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 13 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gericht op het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1951, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch laten plaatsvinden vanwege de coronamaatregelen. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.I. Tonk, en een psychiater gehoord. De betrokkene heeft aangegeven geen medicatie te willen gebruiken en heeft last van bijwerkingen, terwijl de psychiater pleitte voor de zorgmachtiging om te waarborgen dat de betrokkene zijn medicatie blijft innemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zonder zorgmachtiging zal stoppen met medicatie, wat kan leiden tot ernstige psychische ontregeling. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, en het opnemen in een accommodatie. De rechtbank heeft benadrukt dat ambulante zorg de voorkeur heeft, maar dat opname als stok achter de deur noodzakelijk is om de betrokkene te motiveren. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 13 november 2020, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect kunnen bereiken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/501678 / FA RK 20-2799
Betrokkene nummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 13 mei 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. M.I. Tonk.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 8 april 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en de strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 mei 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling
Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. M.I. Tonk,
- mevrouw [A] , psychiater.
Een ieder bevond zich in een afzonderlijke ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in
het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder per e-mail een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
Toelichting: Antipsychotica. In het (recente) verleden aantal keren gestopt met psychotische ontregeling ten gevolg. Betrokkene krijgt het nu in de laagst mogelijke dosering voor het beoogd effect.Ambulant: drang ten aanzien van medicatie.
beperken van de bewegingsvrijheid;
Toelichting: Alleen bij decompensatie. Ter bescherming van betrokkene en diens omgeving.
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
Toelichting: Betrokkene heeft zijn medicatie niet in eigen beheer, krijgt het van de woonbegeleiding en neemt het onder toezicht. Afspraken met hulpverlening.
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
Toelichting: Zou van toepassing kunnen zijn. Was bij de laatste decompensatie het geval. Betrokkene kreeg een paar keer het verzoek zich naar eigen kamer te begeven of zijn muziek zachter te zetten.Ambulant: drang ten aanzien van medicatie en afspraken hulpverlening.
opnemen in een accommodatie.
Toelichting: Bij decompensatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg onder a en h ook ambulant worden toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast. Uit het zorgplan blijkt dat betrokkene medicatie nodig heeft om een decompensatie te voorkomen.
De vertegenwoordiger van de zorgaanbieder heeft verklaard dat het toedienen van vocht en voeding onder a, niet meer nodig is.
2.2.
Betrokkene heeft verklaard dat hij zich ongelukkig voelt met medicatie en gelukkig is als hij geen medicatie gebruikt. De advocaat van betrokkene heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene geeft duidelijk aan dat hij geen medicatie wil. Hij heeft last van de bijwerkingen en ziet de medicatie als vergif. Verder ontkent betrokkene de agressie naar anderen.
2.3.
De psychiater heeft gepleit voor afgifte van een zorgmachtiging. Betrokkene woont bij [naam instelling] , een woonzorginstelling voor ouderen. Hij is tevreden over zijn verblijf. Op dit moment krijgt betrokkene medicatie onder toezicht. Het is van belang dat betrokkene zijn medicatie blijft innemen om ervoor te zorgen dat het goed blijft gaan. Een zorgmachtiging is nodig om, in het geval betrokkene medicatie weigert, direct in te kunnen grijpen. Hiervoor kan een opname noodzakelijk zijn. De psychiater die de zorgmachtiging heeft aangevraagd is in het zorgplan per abuis vergeten een vinkje te zetten bij de vorm van verplichte zorg onder j, opnemen in een accommodatie. De mogelijkheid van opname als stok achter de deur is voor betrokkene absoluut noodzakelijk, anders is hij niet te bewegen om de zorg te aanvaarden. Ook het insluiten van betrokkene bij een decompensatie is noodzakelijk. Betrokkene kan, onder invloed van de stemmen die hij hoort, gedwongen worden om anderen in elkaar te slaan. Hij kan ook agressie vertonen richting medebewoners en verpleging.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op: ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische en maatschappelijke teloorgang. Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene herkent zelf niet de diagnose schizofrenie. Ook ziet hij geen noodzaak om medicatie in te nemen. Er is geen sprake van ziektebesef. De rechtbank is op grond van de stukken en de toelichting van oordeel dat betrokkene zonder machtiging zal stoppen met de medicatie waardoor het risico bestaat dat hij verder psychotisch zal ontregelen. Het is reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.8.
Ook in deze zaak is ambulante behandeling primair het doel, juist omdat betrokkene na een lang verblijf elders, nu goed op zijn plaats is in deze woonvorm. Uit de toelichting van de psychiater blijkt wel dat voor betrokkene de mogelijkheid van opname nodig is om hem te motiveren. De rechtbank heeft gezien dat in de medische verklaring de vorm van verplichte zorg onder j, opnemen in een accommodatie, niet is aangekruist. Ook in het zorgplan is dat niet gebeurd. Uit de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater en het zorgplan blijkt wel dat het de bedoeling is dat betrokkene zoveel mogelijk ambulant wordt behandeld en dat als dat niet meer mogelijk is, dan een klinische behandeling nodig kan zijn. Verschillende vormen van verplichte zorg die alleen klinisch worden gegeven, zijn immers in beide stukken wel aangekruist. Ook de geneesheer directeur heeft in zijn bevindingen opname, naast andere vormen van klinisch te verlenen verplichte zorg, aangekruist. De rechtbank neemt daarom aan dat er sprake is van een kennelijke omissie in medische verklaring en zorgplan op het onderdeel j. De noodzaak van ‘opnemen in een accommodatie’ als vorm van verplichte zorg wordt naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende gedragen door de inhoud van de medische stukken. De rechtbank beschouwt het feit dat ‘opnemen in een accommodatie’ niet is aangevinkt in de medische verklaring, dan ook als een vergissing en zal het, nu het wel is verzocht door de officier van justitie, toewijzen als een vorm van verplichte zorg die nodig is.
2.9.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg alle toe te wijzen, waarbij de vorm onder a, met uitzondering van vocht en voeding, eerst moet worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b, c, d, h en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.10.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.12.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
en
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie;
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 13 mei 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en op
22 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.