Op 13 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1994, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrumstoornis en een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren.
De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. E.E. Weiland, aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig. De rechtbank heeft na de behandeling direct uitspraak gedaan en de advocaat en de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder per e-mail geïnformeerd over de mondelinge uitspraak. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. Tevens is er een aanvullende vorm van zorg opgelegd, namelijk het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene, met als doel toezicht te houden op zijn huishouden en financiën.
De rechtbank heeft benadrukt dat de zorgmachtiging geldt tot en met 13 november 2020 en dat de ambulante zorg eerst moet worden toegepast. Pas als deze zorg niet voldoende blijkt te zijn, kunnen de andere vormen van zorg worden ingezet. De beschikking is mondeling gegeven door rechter V.M.M. van Amstel en is op 25 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.