ECLI:NL:RBMNE:2020:2174

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
C/16/501646 / FA RK 20-2789
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 13 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1994, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrumstoornis en een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren.

De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. E.E. Weiland, aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig. De rechtbank heeft na de behandeling direct uitspraak gedaan en de advocaat en de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder per e-mail geïnformeerd over de mondelinge uitspraak. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. Tevens is er een aanvullende vorm van zorg opgelegd, namelijk het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene, met als doel toezicht te houden op zijn huishouden en financiën.

De rechtbank heeft benadrukt dat de zorgmachtiging geldt tot en met 13 november 2020 en dat de ambulante zorg eerst moet worden toegepast. Pas als deze zorg niet voldoende blijkt te zijn, kunnen de andere vormen van zorg worden ingezet. De beschikking is mondeling gegeven door rechter V.M.M. van Amstel en is op 25 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/501646 / FA RK 20-2789
Betrokkene nummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 13 mei 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. E.E. Weiland.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 1 april 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 mei 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling
Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. E.E. Weiland,
- mevrouw [A] , psychiater.
Een ieder bevond zich in een afzonderlijke ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in
het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder per e-mail een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
Medicatie conform recept ter reductie van (gevolgen van) psychose en overmatige prikkelgevoeligheid. Bloedonderzoek en bloeddrukmeting minimaal jaarlijks in verband met metabool syndroom. Vocht en voeding en bloedonderzoek bij katatonie.
beperken van de bewegingsvrijheid;
Mogelijk nodig tijdens opname bij psychotische ontregeling.
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
Met als doel het beloop bewaken zodat er op tijd ingegrepen kan worden om verslechtering van de toestand te voorkomen. Toezicht op het huishouden om vervuiling te voorkomen. Toezicht op financiën om schulden te voorkomen. Structurerende gesprekken. Ook ambulant.
opnemen in een accommodatie.
Ultimum remedium ter afwending van gevaar of om medicatie opnieuw in te stellen.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg onder a en d ook ambulant worden toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast. Uit het zorgplan blijkt dat betrokkene zorg nodig heeft op alle levensgebieden.
2.2.
Betrokkene geeft aan dat hij de wens heeft om in zijn appartement te blijven. Hij wil het liefst geen pillen. Namens betrokkene heeft de advocaat geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene heeft een duidelijke wens. Hij wil graag met rust gelaten worden en geen bemoeienis van de hulpverlening.
2.3.
De psychiater heeft gepleit voor afgifte van een zorgmachtiging. Het is de bedoeling dat betrokkene vanuit de thuissituatie behandeld wordt waarbij het noodzakelijk is dat hij zijn medicatie inneemt en contact onderhoudt met de behandelaar. Vanwege een toename van de psychose is recent de dosering van de medicatie verhoogd. De wens van betrokkene om de medicatie in depot te krijgen in plaats van pillen, is bespreekbaar maar op dit moment niet aan de orde omdat betrokkene de pillen trouw inneemt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Daarnaast is sprake van autismespectrumstoornis.
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op: levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing. Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen zodat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene is bekend met schizofrenie, met onderliggend een autismespectrumstoornis. Er is geen ziekte-inzicht. Betrokkene ziet elke vorm van toezicht als bemoeienis. Ook is betrokkene niet gemotiveerd voor behandeling met antipsychoticum. Bij een decompensatie zal deze motivatie nog meer afnemen. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.8.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak alle verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vorm onder a eerst moet worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast.
2.9.
De verzochte vorm van verplichte zorg onder d, uitoefenen van toezicht op betrokkene, zal de rechtbank afwijzen omdat onder deze vorm van verplichte zorg met name wordt bedoeld cameratoezicht dat nodig is bij het insluiten van betrokkene in een klinische setting. Insluiten is niet verzocht en van een andere aanleiding voor deze vorm van zorg is niet gebleken. Deze vorm van zorg is bovendien verzocht met het doel om het beloop te bewaken zodat er op tijd ingegrepen kan worden om verslechtering van de toestand te voorkomen, om toezicht op het huishouden te houden om vervuiling te voorkomen en toezicht op financiën om schulden te voorkomen. Daarnaast om structurerende gesprekken te kunnen voeren met betrokkene. Dergelijke afspraken vallen echter onder artikel 3:2 onder h Wvggz. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 6:4 lid 2 Wvggz in plaats van de vorm van verplichte zorg onder
d,de verplichte zorg onder
htoevoegen: “aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.” Dat betreft in dit geval dan: toezicht op het huishouden, toezicht op financiën en structurerende gesprekken. Deze vorm van zorg dient ook
ambulantte worden verleend. De rechtbank bepaalt dat het zorgplan dienovereenkomstig wordt gewijzigd.
2.10.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.11.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.12.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat er tevens een andere vorm van verplichte zorg dient te worden verleend, te weten:
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, in het bijzonder:- toezicht op het huishouden,
- toezicht op financiën en
- structurerende gesprekken.
bepaalt dat het zorgplan hiermee op dit punt wordt gewijzigd;
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a en h;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 november 2020.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 13 mei 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en op
25 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.