ECLI:NL:RBMNE:2020:2190

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
C/16/501488 / FA RK 20-2737
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om zorgmachtiging in verband met middelengebruik en psychische stoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en had betrekking op een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1981, al een jaar geen middelen meer heeft gebruikt, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van de verzochte verplichte zorg.

De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting, waarbij de advocaat van de betrokkene, mr. S.M.G. Weitjens, het woord voerde. De rechtbank heeft na de behandeling direct uitspraak gedaan en de verzochte vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel af te wenden, zoals lichamelijk letsel en psychische schade.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de bepaling dat eerst ambulante zorg moet worden toegepast. Pas als deze zorg niet voldoende blijkt, kunnen andere vormen van verplichte zorg worden ingezet. De rechtbank heeft de overige verzochte vormen van zorg afgewezen, omdat de betrokkene al een jaar geen middelen gebruikt en er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/501488 / FA RK 20-2737
Betrokkene nummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 13 mei 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. S.M.G. Weitjens.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 15 april 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 mei 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling
Rechtspraak telefonisch gehoord:
- mr. S.M.G. Weitjens, de advocaat van betrokkene,
- mevrouw [A] , casemanager.
Voorafgaand aan de zitting heeft betrokkene laten weten dat hij de mondelinge behandeling niet wil bijwonen. De advocaat zal namens betrokkene het woord voeren. De casemanager en de advocaat van betrokkene bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder per e-mail een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
Toezicht op medicatie inname, toedienen van depotmedicatie. Inname van orale medicatie verloopt moeizaam. Daarom wordt patiënt behandeld met antipsychotica in depotvorm (intramusculair) en een stemmingsstabilisator via een zetpil (deze gebruikt hij zelf). In geval van decompensatie zou medicatietoediening onder dwang nodig kunnen zijn.
beperken van de bewegingsvrijheid;
Patiënt is in het verleden opgenomen geweest, waarbij vrijheidsbeperking nodig was. Het is aannemelijk dat dit nodig zou kunnen zijn.
insluiten;
Patiënt is in het verleden gesepareerd geweest in verband met agitatie en agressie. Het is niet uit te sluiten dat dit nodig zou kunnen zijn.
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
Noodzakelijk tijdens insluiting.
onderzoek aan kleding of lichaam;
Relevant in klinische behandelsetting (onder op contrabanden).
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
Relevant in een klinische behandelsetting (onderzoek op contrabanden). Patiënt is bekend met cannabisgebruik, wat een negatieve invloed heeft op behandeling. Overigens gebruikt patiënt op dit moment geen cannabis.
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
Relevant in een klinische behandelsetting (onderzoek op contrabanden). Patiënt is bekend met cannabisgebruik, wat een negatieve invloed heeft op behandeling. Overigens gebruikt patiënt op dit moment geen cannabis.
opnemen in een accommodatie.
Patiënt is in het verleden opgenomen geweest in verband met een psychotische ontregeling. Het is zeer aannemelijk dat dit nodig zou kunnen zijn.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg onder a ook ambulant wordt toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft verklaard dat betrokkene op zich niet tegen een zorgmachtiging is. Betrokkene stemt daarom in met een zorgmachtiging en de verzochte vormen van verplichte zorg die zien op toedienen van de medicatie. Namens betrokkene verzoekt de advocaat om de vormen van verplichte zorg onder c, d, e, f en g af te wijzen omdat betrokkene al ruim een jaar geen middelen gebruikt.
2.3.
De casemanager ziet een verbetering van het toestandsbeeld en een vooruitgang in de samenwerking sinds betrokkene is verhuisd. Daarvoor woonde betrokkene bij zijn moeder, maar vanwege de spanningen is de thuissituatie onhoudbaar geworden. Een zorgmachtiging is nodig om betrokkene bij een eventuele verslechtering van het toestandsbeeld, goed te kunnen behandelen. Op dit moment is het de bedoeling om betrokkene vanuit de thuissituatie te behandelen waarbij medicatie noodzakelijk is. De casemanager kan zich vinden in het verzoek van de advocaat van betrokkene als het gaat om afwijzing van bepaalde vormen van verplichte zorg.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op: ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige immateriële schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen zodat betrokkene zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene is meerdere keren gedwongen opgenomen geweest vanuit zijn psychiatrisch toestandsbeeld. Vanuit het psychiatrisch toestandsbeeld wordt betrokkene snel boos en reageert hij op een agressieve manier. Ook is de samenwerking dan minder en is er weinig ziektebesef. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.8.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vorm onder a eerst moet worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
De rechtbank zal de vormen van verplichte zorg onder c, d, e, f en g afwijzen, gelet op de toelichtingen tijdens de mondelinge behandeling.
2.9.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.11.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
j. opnemen in een accommodatie,
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 13 mei 2020 mondeling gegeven door mr. V.M.M. van Amstel, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en op
25 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.