Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en had betrekking op een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1981, al een jaar geen middelen meer heeft gebruikt, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van de verzochte verplichte zorg.
De mondelinge behandeling vond plaats via een telefonische zitting, waarbij de advocaat van de betrokkene, mr. S.M.G. Weitjens, het woord voerde. De rechtbank heeft na de behandeling direct uitspraak gedaan en de verzochte vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel af te wenden, zoals lichamelijk letsel en psychische schade.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de bepaling dat eerst ambulante zorg moet worden toegepast. Pas als deze zorg niet voldoende blijkt, kunnen andere vormen van verplichte zorg worden ingezet. De rechtbank heeft de overige verzochte vormen van zorg afgewezen, omdat de betrokkene al een jaar geen middelen gebruikt en er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt.