In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 mei 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1989 in Afghanistan en momenteel verblijvende in een zorginstelling, heeft te maken met een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel dreigt voor de betrokkene en de omgeving, wat aanleiding geeft tot het verlenen van verplichte zorg.
De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene en een arts telefonisch zijn gehoord. De rechtbank heeft de verzoeken tot verplichte zorg beoordeeld, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, en het insluiten van de betrokkene. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn.
De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 29 november 2020, en wijst het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af, omdat dit niet langer nodig is. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G. van de Beek en schriftelijk uitgewerkt op 9 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.