ECLI:NL:RBMNE:2020:2203

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
UTR 20/986
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang in bestuursrechtelijke zaak

Op 12 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden. De verzoeker, die in de nabijheid van een zalencentrum woont, heeft een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij geluidsoverlast ervaart van evenementen die in het zalencentrum worden georganiseerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de derde-partij, het zalencentrum, op 1 juli 2020 de geluidsnormen moet naleven, maar dat de zalen tot die datum niet gebruikt zullen worden vanwege coronamaatregelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er op dit moment geen spoedeisend belang bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de zalen niet in gebruik zijn en het verzoek van de verzoeker niet kan leiden tot een vermindering van de geluidsoverlast van het buitenterras. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/986

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juni 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D. Quakernaat),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij]van het zalencentrum ‘ [zalencentrum] ’ in [woonplaats] .

Inleiding

1.1
Aan de [adres] in [woonplaats] exploiteert derde‑partij het zalencentrum ‘ [zalencentrum] ’. In het zalencentrum verzorgt derde-partij feesten, partijen, vergaderingen en andere bijeenkomsten voor bezoekers. Verzoeker woont om de hoek en ervaart regelmatig geluidsoverlast van deze evenementen. Hij heeft verweerder daarom verzocht om handhavend op te treden.
1.2
Uit geluidsmetingen blijkt vervolgens dat het maximaal toegestane geluidniveau dat mag worden geproduceerd vanuit een inrichting, zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, wordt overschreden. Met het besluit van 23 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder derde‑partij daarom onder meer gelast om uiterlijk op 1 juli 2020 de overtreding van artikel 2.17, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer te beëindigen, onder verbeuring van een dwangsom van € 5.000,-- per keer dat de overtreding wordt geconstateerd met een maximum van € 10.000,--. Dit kan derde-partij doen door het geluidniveau van de installatie te beperken, alle ramen en deuren gesloten te houden, bouwkundige maatregelen te treffen of een combinatie van deze maatregelen toe te passen.
1.3
Omdat verzoeker de begunstigingstermijn tot 1 juli 2020 voor deze last onevenredig lang vindt, heeft hij tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om de begunstigingstermijn middels het treffen van een voorlopige voorziening te vervroegen.

Overwegingen

2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, als het verzoek kennelijk ongegrond is. In artikel 8:81, eerste lid van de Awb is bepaald dat de voorzieningenrechter alleen een voorlopige voorziening treft als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Bij brief van 8 juni 2020 heeft derde-partij meegedeeld dat de zalen in het zalencentrum tot 1 juli 2020 niet zullen worden gebruikt, omdat dit vanwege maatregelen omtrent het coronavirus niet is toegestaan. Bovendien zijn de geluidsisolerende maatregelen inmiddels getroffen.
4. Volgens verzoeker bestaat er desondanks een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening in de zaak. Op 1 juni 2020 was immers nog een buitenterras met livemuziek opgezet bij ‘ [zalencentrum] ’ waarvan verzoeker en zijn gezin aanzienlijke geluidsoverlast hebben ervaren.
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat er op dit moment geen spoedeisend belang bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening in de bezwaarfase. De zalen van het zalencentrum zullen immers tot de afloop van de begunstigingstermijn op 1 juli 2020 niet worden gebruikt. Wat verzoeker naar voren heeft gebracht maakt dat oordeel niet anders. Het bestreden besluit ziet op beëindiging van de overschrijding van het maximaal toegestane geluidniveau
vanuithet zalencentrum. Dit besluit gaat niet over het buitenterras. De voorlopige voorziening waar verzoeker om vraagt, het vervroegen van de begunstigingstermijn in het bestreden besluit, kan er dus niet toe leiden dat er geen of minder geluid zal worden geproduceerd op het buitenterras. In de ervaren geluidsoverlast van het buitenterras ziet de voorzieningenrechter dan ook geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestreden besluit.
6. Gelet op het voorgaande bestaat er op dit moment geen spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 12 juni 2020 gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman Gielen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra dat weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
(de rechter is niet in staat om de uitspraak te ondertekenen)
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.