ECLI:NL:RBMNE:2020:2305
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van een woning en de vergelijkingsmethode
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, de eigenaar van de woning aan [adres 1] in [woonplaats], was het niet eens met de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 606.000,-- voor het belastingjaar 2019, die was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2018. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 574.000,--. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en verweerde zich met een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in de omgeving.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De taxatiematrix toonde aan dat de vergelijkingsmethoden die waren gebruikt, adequaat waren en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser. Eiser had verschillende argumenten aangevoerd, waaronder het afnemend grensnut en de gedateerde voorzieningen van de woning, maar de rechtbank volgde deze argumenten niet. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen had voldaan en dat de waarde van de woning op de waardepeildatum correct was vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.