ECLI:NL:RBMNE:2020:2314

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
NL19.19814
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil tussen erfgenamen over legitimaire massa en schenking

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, gaat het om de nalatenschap van [A], die in 2016 overleed. [A] was getrouwd met [eiser sub 1] en had drie kinderen: [voornaam van verweerder], [voornaam van eiseres sub 2] en [voornaam van eiseres sub 3]. In haar testament benoemde zij [voornaam van eiseres sub 3] tot executeur en verdeelde zij de nalatenschap zodanig dat [voornaam van verweerder] onterfd werd, maar een legaat ontving ter grootte van zijn legitieme portie. De erfgenamen, bestaande uit de vader en de twee dochters, vorderen vaststelling van de legitimaire massa en een verklaring voor recht over een schenking van € 50.000 aan [voornaam van verweerder].

[Voornaam van verweerder] heeft een tegenvordering ingesteld en wil dat de legitimaire massa op een andere manier wordt vastgesteld. De rechtbank heeft, vanwege de coronamaatregelen, besloten de zaak schriftelijk te behandelen. De erfgenamen en [voornaam van verweerder] hebben verschillende visies op de omvang van de nalatenschap en de schenkingen die gedaan zijn. De rechtbank kan alleen oordelen over de zakelijke en financiële aspecten van het geschil, en niet over de persoonlijke conflicten die er binnen de familie spelen.

De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten te verduidelijken en om aan te geven welke stukken zij nog nodig hebben voor hun argumenten. De erfgenamen stellen dat [voornaam van verweerder] al veel informatie heeft ontvangen, maar de rechtbank heeft bepaald dat hij moet specificeren welke stukken hij nog mist. De zaak is aangehouden en partijen hebben vier weken de tijd om te reageren op de vragen van de rechtbank.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: NL19.19814
Vonnis van 24 juni 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,wonend in [woonplaats 1] (Frankrijk),2. [eiseres sub 2] ,wonend in [woonplaats 1] (Frankrijk),3. [eiseres sub 3] ,wonend in [woonplaats 2] ,eisers van de vordering,verweerders op de tegenvordering,hierna samen te noemen: de erfgenamen,advocaat mr. C.T. Jaarsma,

tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats 3] (Zweden),
verweerder op de vordering,
eiser van de tegenvordering,
hierna te noemen: [voornaam van verweerder] ,
advocaat mr. M.R. Vossen.

1.Inleiding

1.1.
Deze zaak gaat over de nalatenschap van [A] , geboren in 1933 en overleden op [overlijdensdatum] 2016. Zij was in gemeenschap van goederen getrouwd met [eiser sub 1] . Er zijn drie kinderen: [voornaam van verweerder] (geboren in 1958), [voornaam van eiseres sub 2] (1961) en [voornaam van eiseres sub 3] (1962). Vader, [voornaam van eiseres sub 2] en [voornaam van eiseres sub 3] zijn eisers in deze zaak; [voornaam van verweerder] is gedaagde.
1.2.
Moeder had een testament gemaakt. Zij heeft [voornaam van eiseres sub 3] benoemd tot executeur. Zij heeft vader voor 1% tot erfgenaam benoemd en [voornaam van eiseres sub 2] en [voornaam van eiseres sub 3] elk voor de helft van het restant; [voornaam van verweerder] heeft zij onterfd. Voor het geval hij daarin niet zou berusten, heeft zij hem een bedrag gelegateerd ter grootte van zijn legitieme portie. Dit legaat is opeisbaar na het overlijden van vader. [voornaam van verweerder] heeft aanspraak gemaakt op het legaat.
1.3.
In deze procedure vorderen vader en de zussen (de erfgenamen) vaststelling van de omvang van de legitimaire massa en een verklaring voor recht over een schenking aan [voornaam van verweerder] van € 50.000, met een proceskostenveroordeling.
1.4.
[voornaam van verweerder] heeft een tegenvordering ingesteld. Hij wil dat de legitimaire massa op een andere manier wordt vastgesteld. Verder vordert hij verstrekking van bepaalde informatie, met een dwangsom en een kostenveroordeling. Daartegen verzetten de erfgenamen zich.
1.5.
Als gevolg van de corona-maatregelen is het tot nu toe niet mogelijk geweest een zitting te plannen. Om de zaak niet nog langer stil te laten liggen zal de rechtbank hem nu schriftelijk bespreken. Partijen mogen daarop reageren. Daarna zal bekeken worden of de zaak schriftelijk kan worden afgedaan of dat er misschien dan weer een zitting mogelijk is. Dat zal dan wel een kortere zitting kunnen zijn.

2.Beoordeling

2.1.
Binnen de familie [achternaam] ligt een conflict tussen enerzijds vader en de twee dochters, en anderzijds de enige zoon. Dat conflict heeft persoonlijke en zakelijke kanten. [voornaam van verweerder] heeft in een bijlage zijn eigen verhaal verteld; vader en de dochters hebben ongetwijfeld een andere visie. In dit soort zaken is de persoonlijke kant voor de betrokkenen doorgaans ook belangrijk, misschien wel belangrijker dan de geldkwestie, maar daarover kan de rechtbank niet oordelen. In die zin kan de rechtbank dit geschil ook niet oplossen. De rechtbank kan alleen oordelen over de zakelijke en financiële aspecten van het geschil, op basis van juridische argumenten.
2.2.
De omvang van het geschil in deze procedure wordt bepaald door de vorderingen. De erfgenamen vorderen vaststelling van de omvang van de legitimaire massa (en dus van de legitimaire portie van [voornaam van verweerder] ) overeenkomstig de ‘staat van bezittingen en schulden’ (de boedelbeschrijving) in productie 20. Die is dus het uitgangspunt van het debat. [voornaam van verweerder] maakt in zijn verweer een eigen indeling van geschilpunten, zonder duidelijk te maken hoe die in verband staan met de boedelbeschrijving. Daardoor is niet direct duidelijk wat nu bedoeld is als concrete betwisting van de boedelbeschrijving en wat als achtergrondinformatie. Dat leidt tot warrige discussies. Daarom mag [voornaam van verweerder] nu eerst zijn verweer concretiseren door precies aan te geven welke punten van de boedelbeschrijving hij betwist en op grond waarvan.
stukken overleggen?
2.3.
Een belangrijk probleem daarbij is de vraag of [voornaam van verweerder] alle informatie gekregen heeft waarop hij recht heeft. Hij vordert verstrekking van een groot aantal stukken. Hij beroept zich daarvoor op artikel 4:78 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW):
Een legitimaris die niet erfgenaam is, kan tegenover de erfgenamen en met het beheer der nalatenschap belaste executeurs aanspraak maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft; zij verstrekken hem desverlangd alle daartoe strekkende inlichtingen.
Op basis van die bepaling heeft hij recht op alle gegevens die hij nodig heeft om zijn legitieme portie te berekenen.
2.4.
Volgens de erfgenamen heeft hij een groot deel daarvan al ontvangen. Daarom mag [voornaam van verweerder] nu eerst opgeven welke stukken hij nog wil ontvangen die hij nog niet heeft, en waarvoor (voor welk punt van de boedelbeschrijving) hij die nodig heeft. Daarna krijgen de erfgenamen de gelegenheid om die stukken in deze procedure aan het dossier toe te voegen óf om (per stuk) uit te leggen waarom dat niet mogelijk of niet zinvol is.
2.5.
Dat geldt overigens niet voor vertalingen van de Franstalige stukken. De rechtbank ziet geen reden waarom het de verantwoordelijkheid van de erfgenamen zou zijn om daarvoor te zorgen. Wel is het zo dat het debat in deze procedure in het Nederlands gevoerd wordt. De partij die zich in deze procedure op die stukken wil beroepen, zal daarvoor een vertaling moeten leveren.
schenking van € 50.000?
2.6.
Inhoudelijk lijkt het grootste geschilpunt een bedrag van € 50.000. De erfgenamen vorderen een verklaring voor recht dat dit een schenking aan [voornaam van verweerder] is, die op zijn legitieme portie in mindering gebracht moet worden. Het verhaal van de erfgenamen hierover is als volgt. Vader en moeder waren (direct of indirect, via een BV) eigenaar van onroerend goed aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam] , met appartementen die zij verhuurden. [voornaam van eiseres sub 3] werkte in hun bedrijf en [voornaam van verweerder] vanaf een bepaald moment ook. [voornaam van eiseres sub 3] en [voornaam van verweerder] waren daarnaast sinds 1999 samen eigenaar van [straatnaam 2] [.] ‑ [..] , dat ook bedoeld was voor de verhuur. Vader en moeder stonden garant voor de hypotheek op dit pand en betaalden de renovatie (€ 100.000). De afspraak was dat [voornaam van eiseres sub 3] en [voornaam van verweerder] dat bij verkoop van het pand zouden doorbetalen aan [voornaam van eiseres sub 2] , om de schenkingen tussen de drie kinderen gelijk te trekken. Het pand is verkocht in 2008. [voornaam van eiseres sub 3] heeft € 50.000 aan [voornaam van eiseres sub 2] betaald, maar [voornaam van verweerder] niet. Uiteindelijk hebben vader en moeder dat bedrag als schenking aan hem aangemerkt en zelf € 50.000 aan [voornaam van eiseres sub 2] geschonken. Tegelijkertijd hebben zij een openstaande lening van [voornaam van eiseres sub 3] van € 50.000 kwijtgescholden, omdat zij wel € 50.000 aan [voornaam van eiseres sub 2] betaald had. Het standpunt van de erfgenamen is dat [voornaam van verweerder] daardoor een schenking van € 50.000 gekregen heeft, die meetelt voor de berekening van zijn legitieme portie.
2.7.
De regel voor het meetellen van schenkingen staat in artikel 4:70 lid 1 BW:
De waarde van giften, door de erflater aan een legitimaris gedaan, komt in mindering van diens legitieme portie.
Dat is ook niet in geschil. Wat wel ter discussie staat is, of [voornaam van verweerder] een schenking (gift) gekregen heeft. De definitie daarvan in de wet (artikel 7:175 BW) is:
Schenking is de overeenkomst om niet, die ertoe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere partij, de begiftigde, verrijkt.
Als de renovatie van een pand waarvan [voornaam van verweerder] mede-eigenaar was, direct of indirect betaald is door zijn ouders, terwijl hij dat niet heeft terugbetaald, dan komt dat neer op een schenking in de zin van die definitie. Dan doet het er niet toe of er inderdaad een afspraak was tot doorbetaling aan [voornaam van eiseres sub 2] en zij hem dat hebben kwijtgescholden, of dat zij het direct aan hem geschonken hebben. Het doet er niet toe of zij de renovatie betaald hebben of het geld daarvoor aan hem gegeven hebben. Het doet er ook niet toe of daarvoor schenkingsrecht betaald is of niet, en ook niet of [voornaam van eiseres sub 2] door afspraken over doorbetaling zou worden bevoordeeld of niet. Waar het om gaat is, dat de kosten van de renovatie van het pand waarvan [voornaam van verweerder] mede-eigenaar was voor rekening van de ouders gekomen zijn, en dat zij hem daardoor verrijkt hebben ten kosten van hun eigen vermogen.
2.8.
Kort gezegd: de ouders óf de BV hebben renovatiekosten betaald voor een pand waarvan [voornaam van verweerder] 50% eigenaar was. Dat is te beschouwen als een schenking, hetzij van de ouders hetzij van de BV. Ook als het oorspronkelijk een lening was, zoals de erfgenamen zeggen, is het een schenking geworden als de ouders in een later stadium hebben afgezien van doorbetaling aan [voornaam van eiseres sub 2] .
en nu verder
2.9.
Beide partijen mogen nu reageren op het bovenstaande. Daarbij is eerst [voornaam van verweerder] aan de beurt. Als hij meer onderdelen van de boedelbeschrijving wil betwisten, mag hij dat specificeren en onderbouwen. Verder mag hij concreet opgeven welke stukken hij nog nodig heeft en waarvoor. Daarna mogen de erfgenamen daarop reageren.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
houdt de behandeling aan;
3.2.
geeft partijen de gelegenheid om zich binnen een termijn van vier weken uit te laten over de hierboven genoemde onderwerpen, door middel van een taak die de rechtbank hen in het digitale systeem zal geven.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2020.