In deze zaak heeft de kantonrechter te Utrecht op 26 juni 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de aansprakelijkheid van een bewindvoerder voor het niet tijdig aanvragen van bijzondere bijstand voor zijn cliënt, [betrokkene]. De bewindvoerder was benoemd op 16 mei 2018, waarna het vermogen van [betrokkene] onder bewind werd gesteld. De bewindvoerder diende een aanvraag voor bijzondere bijstand in, maar deze werd gedeeltelijk afgewezen door Ferm Werk, de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Participatiewet. De bewindvoerder stelde dat de termijn voor het indienen van de aanvraag onredelijk kort was en dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de afwijzing van de aanvraag.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Volgens artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek is een bewindvoerder aansprakelijk voor schade die de rechthebbende lijdt door een tekortkoming in de zorg van een goed bewindvoerder. De rechter oordeelde dat de bewindvoerder niet tijdig bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de overige kosten, waaronder de aanvangswerkzaamheden en griffiekosten, en dat hij hiervoor aansprakelijk is. De totale schade die [betrokkene] heeft geleden, bedraagt € 742,42 exclusief BTW, welke de bewindvoerder aan [betrokkene] moet vergoeden.
De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.