ECLI:NL:RBMNE:2020:2451

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
C/16/502595 / KL ZA 20-134
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht beheer sociale media accounts en verwijdering foto's en video's van website, erkenning vordering en toezegging nakoming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisers, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de oudste zus van een Siamese tweeling, [A] en [B]. De eisers zijn benoemd tot mentor en bewindvoerder van de tweeling en vorderen de overdracht van het beheer van de sociale media-accounts die door [gedaagde] zijn aangemaakt en beheerd. De tweeling is geboren op [2001] en is onder bewind gesteld vanwege hun lichamelijke en geestelijke gesteldheid. De eisers stellen dat [gedaagde] onrechtmatig handelt door zonder toestemming van hen en de tweeling foto’s en video’s van hen te plaatsen op sociale media en haar website.

De procedure is op afstand gevoerd vanwege de coronamaatregelen, en de mondelinge behandeling vond plaats op 17 juni 2020. Tijdens de behandeling heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de eisers, maar heeft zij wel aangegeven dat zij bereid is om het beheer van de sociale media-accounts over te dragen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van de eisers, gezien de privacy van de tweeling en de noodzaak om hen te beschermen.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eisers grotendeels toegewezen, met uitzondering van het verbod voor [gedaagde] om sociale media-accounts aan te maken en te beheren op naam van de tweeling, omdat [gedaagde] heeft verklaard dat zij niet van plan is dit in de toekomst te doen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] niet voldoet aan de hoofdveroordelingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/502595 / KL ZA 20-134
Vonnis in kort geding van 1 juli 2020
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] , in haar hoedanigheid van mentor van

[A] en [B],
wonende te [woonplaats] ,
2. [eiser sub 2] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [A] en
[B],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaten mrs. J.E. van Til en R.H.W. Lamme te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben een kort geding aanvraag ingediend. Bij e-mail van 20 mei 2020 is namens de voorzieningenrechter aan partijen meegedeeld dat de procedure vanwege het coronavirus op afstand zal worden gevoerd en is de verdere procedure aan partijen uitgelegd. Nadat de dagvaarding is overgelegd en de voorzieningenrechter zich heeft beraden, is aan partijen meegedeeld dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet voor het houden van een mondelinge behandeling via een Skype verbinding. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 mei 2020 met 15 producties
  • de mondelinge behandeling van 17 juni 2020
  • de pleitnota van de zijde van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[A] en [B] zijn een Siamese tweeling (hierna: de tweeling), geboren op [2001] te [geboorteplaats] , thans wonende in Nederland.
2.2.
[gedaagde] is de oudste zus van de tweeling.
2.3.
Tot de achttiende verjaardag van de tweeling werden zij vertegenwoordigd door hun moeder, [C] . Op 29 maart 2019, de achttiende verjaardag van de tweeling, heeft de Rechtbank Amsterdam op verzoek van de moeder de tweeling wegens hun lichamelijke en geestelijke gesteldheid onder bewind gesteld van [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] benoemd tot mentor.
2.4.
[gedaagde] heeft onder de naam “ [naam] ” sociale media accounts over de tweeling aangemaakt en beheerd op Facebook, Twitter en YouTube. De accounts bevatten foto’s en video’s van de tweeling, waarop tevens [gedaagde] te zien is.
2.5.
Op de voorpagina van het Facebookaccount is onder andere het volgende te lezen:
“(…)
Hallo allemaal! Wij zijn [B] en [A] . Wij bloggen en vloggen over ons leven. Wij zijn volgens mij de enige Siamese tweeling in Nederland. (…)”
2.6.
Op de informatiepagina van het YouTube kanaal wordt onder andere het volgende vermeld:
“(…)
Hi there! We are [B] and [A] . Starting today we are going to write blogs and record vlogs about our lives and we would like to invite you to follow us. (…) We are special, we are unique because we’re the only Siamese twins in the Netherlands! (…) We’re on Social Media: (Instagram, Facebook and Youtube) [naam] . (…)”
2.7.
[gedaagde] heeft een eenmanszaak onder de naam “ [eenmanszaak] ”. Op de website van de eenmanszaak zijn foto’s en video’s van de tweeling te zien en verwijzingen naar artikelen en video’s te vinden over de tweeling.
2.8.
Per brief van 26 mei 2019 hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] [gedaagde] geïnformeerd over de benoeming van [eiseres sub 1] tot mentor en [eiser sub 2] tot bewindvoerder van de tweeling en verzocht om overdracht van het beheer van de sociale media accounts over de tweeling.
2.9.
[gedaagde] heeft op 26 mei 2019 per e-mail gereageerd op het verzoek van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] met onder andere het volgende:
“(…)
Ik ben bereid alle sociale media te verwijderen van [naam] , mits ik het bedrag krijg wat ik erin heb gestoken. [naam] is met toestemming van zowel [C] , [A] en [B] ontstaan. (…)
Wij hebben niks tegen hun wil of zonder toestemming uitgevoerd. (…)
Gezien uw bericht bij mij een gevoelige snaar heeft geraakt, wil ik graag (…) een telefonische afspraak met één van jullie of beiden plannen. (…)”
2.10.
Op 20 november 2019 heeft de kantonrechter van Rechtbank Amsterdam een brief verzonden aan alle belanghebbenden in de zaken die betrekking hebben op de tweeling, waaronder [gedaagde] , en daarin onder andere het volgende gesteld:
“(…)
De afgelopen periode zijn door de kantonrechter in de zaken van [A] en [B] alle belanghebbenden gehoord. Daaruit is door de kantonrechter de conclusie getrokken dat de manier waarop thans gebruik wordt gemaakt van de sociale media niet in het belang van beiden is. Zoals tijdens het gesprek met de familie op 10 oktober 2019 al aan de orde is gekomen, is het van belang dat de mentor de beschikking krijgt over de verschillende accounts. (…)
Hierbij verzoek ik u namens de kantonrechter het er toe te leiden dat binnen twee weken alle accounts op de sociale media ter beschikking komen van de mentor. Voor het geval dit niet zal gebeuren, heeft de kantonrechter in het gesprek met de mentor al aangegeven dat hij dan de mentor zal machtigen om via een juridische procedure ervoor te zorgen dat aan het gebruik van de sociale media een eind zal worden gemaakt.
Een dergelijke juridische procedure is in de visie van de kantonrechter niet gewenst en zal mogelijk tot verdere verscherping van de onderlinge verhoudingen leiden, hetgeen zoals al eerder is besproken niet in het belang van [A] en [B] is. (…)”
2.11.
Op 3 april 2020 hebben mr. Van Til en mr. Lamme een brief verzonden aan [gedaagde] met het verzoek om voor 17 april 2020 het beheer van alle sociale media accounts op naam van de tweeling over te dragen door de inlognamen en wachtwoorden te verstrekken. Tevens is [gedaagde] verzocht om een akkoordverklaring te ondertekenen waarin onder meer is opgenomen dat [gedaagde] zich zal onthouden van aanmaak en beheer van sociale media accounts betreffende de tweeling en ieder gebruik van herkenbare afbeeldingen en video’s van de tweeling zal staken en gestaakt zal houden.
2.12.
[gedaagde] heeft per e-mail gereageerd op de brief van mr. Van Til en mr. Lamme en gesteld dat zij onterecht bejegend wordt en dat zij aan de aan haar gerichte verzoeken pas zal voldoen, wanneer duidelijke afspraken worden gemaakt omtrent de sociale media van de tweeling.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot het binnen drie werkdagen na betekening van dit
vonnis overdragen van het beheer en de inlog- en toegangscodes van alle sociale media-accounts die op naam van [A] en [B] zijn aangemaakt, te weten de Facebook-pagina [naam] , het Twitter account [naam] en het YouTube account [naam] ;
II. [gedaagde] te verbieden om accounts op sociale media aan te maken, te onderhouden en/of te beheren op naam van [A] en/of [B] ;
III. [gedaagde] te veroordelen om de verspreiding en/of openbaarmaking van foto’s en/of video’s waarin [A] en/of [B] herkenbaar zijn afgebeeld te staken en gestaakt te houden;
IV. [gedaagde] te veroordelen om de verwerkingen van persoonsgegevens van [A] en/of [B] , waaronder via de website
www. [naam] .comte staken en gestaakt te houden;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag dat zij niet voldoet aan het bepaalde onder I tot en met IV, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
[eiseres sub 1] en [eiser sub 2] leggen aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig, dan wel in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Auteurswet, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het EU Handvest handelt, door sociale media accounts aan te maken en te beheren en foto’s en video’s van de tweeling zonder hun toestemming, althans inmiddels door hun mentor en bewindvoerder ingetrokken toestemming, op sociale media en op de website van haar eenmanszaak te plaatsen. Vanwege de privacy van de tweeling en om hen te beschermen willen [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] de accounts zelf in beheer nemen.
3.3.
[gedaagde] voert geen verweer tegen de vorderingen en zegt toe het beheer van de sociale media accounts over te dragen aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] en de beelden van de tweeling van haar website te verwijderen. [gedaagde] voert aan dat zij dit tot nu toe niet gedaan heeft omdat zij het niet eens is met de wijze waarop de vorderingen jegens haar zijn ingestoken. [gedaagde] wordt in een kwaad daglicht gezet terwijl zij de accounts in het belang en op verzoek van de tweeling en hun moeder, die het bewind over de tweeling had tot hun achttiende jaar, heeft aangemaakt en beheerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is ook niet betwist.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat geen sprake is van andere sociale media accounts dan de in deze procedure genoemde Facebook-pagina [naam] , het Twitter account [naam] en het YouTube-account [naam] . Door [gedaagde] is op die accounts over een periode van ruim een jaar voor deze procedure niets (nieuws) meer geplaatst van of over de tweeling. Hetzelfde geldt voor de website van [gedaagde] www. [naam] .com.
4.3.
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de inhoud van de vorderingen en ter zitting heeft verklaard te zullen voldoen aan het gevorderde, kunnen alle overige stellingen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ter onderbouwing van de vorderingen en het aangevoerde door [gedaagde] ter toelichting van haar weigering tot deze procedure bij deze stand van zaken onbesproken blijven. De voorzieningenrechter zal het gevorderde toewijzen, behoudens de vordering om [gedaagde] te verbieden om sociale media accounts aan te maken, te onderhouden en/of te beheren op naam van de tweeling (vordering II). De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
4.4.
[gedaagde] heeft weliswaar geen verweer gevoerd tegen de inhoud van de vorderingen, maar over de vordering tot een verbod om sociale media accounts met betrekking tot de tweeling aan te maken en te beheren heeft zij tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk verklaard dat zij niet voornemens is om in de toekomst enige account aan te maken en/of te beheren op naam van de tweeling, zodat voorshands aangenomen wordt dat zij zich daarvan zal onthouden. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben op hun beurt aangegeven dat zij gelet op de huidige verklaring van [gedaagde] geen belang meer hebben bij de vordering om [gedaagde] te verbieden om sociale media accounts aan te maken en te beheren op naam van de tweeling.
4.5.
Het vorenstaande in samenhang met de vaststelling dat [gedaagde] de sociale media accounts van de tweeling reeds geruime tijd niet actief beheert, zal de vordering tot het opleggen van een verbod zoals gevorderd onder punt 3.1 sub II bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.6.
De voorzieningenrechter geeft partijen nog het volgende in overweging. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat op de foto’s en video’s die te zien zijn op de sociale media accounts die zij namens de tweeling beheert, zijzelf eveneens te zien is. Op haar beurt wenst zij dat zij niet (meer) te zien zal zijn na overname van de accounts door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] . Gezien het door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] gestelde belang van de tweeling bij rust en positieve familiaire verbanden acht de voorzieningenrechter het van zwaarwegend belang dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] aan het verzoek van [gedaagde] zullen voldoen.
4.7.
Gezien de weigering van [gedaagde] tot deze procedure om de sociale media accounts over te dragen, ondanks de gevoerde overleggen met en het advies van de kantonrechter te Amsterdam, hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] voldoende belang bij de vordering om aan de hierboven toegewezen vorderingen een dwangsom te verbinden. Overigens heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt tegen het opleggen van een dwangsom en toegezegd te zullen voldoen aan de vorderingen. [gedaagde] heeft dan ook niets te vrezen indien zij zich aan de veroordelingen in dit vonnis houdt. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen en te maximeren als in het dictum vermeld.
4.8.
Gelet op de relatie tussen [gedaagde] en de tweeling zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis overdragen van het beheer en de inlog- en toegangscodes van alle sociale media-accounts die op naam van de tweeling zijn aangemaakt, te weten de Facebook-pagina [naam] , het Twitter account [naam] en het YouTube-account [naam] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de verspreiding en/of openbaarmaking van foto’s en/of video’s waarin de tweeling herkenbaar is afgebeeld te staken en gestaakt te houden;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om de verwerkingen van persoonsgegevens van de tweeling, waaronder via de website www. [naam] .com, te staken en gestaakt te houden;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] een dwangsom te betalen van € 25,00 per overtreding, per dag voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1. tot en met 5.3. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 per overtreding is bereikt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken door mr. J.M. van Wegen op 1 juli 2020.