ECLI:NL:RBMNE:2020:2458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
19/3697
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen no-verklaring bezwaarschrift, beoordeling tijdige indiening

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2020 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen de eerdere uitspraak van 29 november 2019. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposante ongegrond verklaard, omdat zij haar bezwaarschrift te laat had ingediend. De zitting voor het verzet vond plaats op 3 maart 2020, waarbij de opposante aanwezig was, maar het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom (WIL) niet. De rechtbank moest beoordelen of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De opposante stelde dat zij niet kon aantonen dat zij het bezwaarschrift tijdig had verzonden. Ze had op 26 augustus 2019 contact opgenomen met WIL, omdat zij geen reactie had ontvangen op haar bezwaarschrift. Na dit telefoontje had zij het bezwaarschrift opnieuw per e-mail en aangetekende post verzonden, maar zij was zich niet bewust van de noodzaak om het bezwaarschrift aangetekend te versturen. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de opposante was om te zorgen voor een tijdige en correcte indiening van het bezwaarschrift.

De rechtbank verwierp de argumenten van de opposante, waaronder het feit dat WIL eerder e-mails kwijt was geraakt. De rechtbank benadrukte dat de opposante niet kon bewijzen dat haar eerste bezwaarschrift was verzonden en dat dit voor haar rekening kwam. De rechtbank concludeerde dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak en dat er geen aanleiding was om een uitzondering te maken op de wettelijke hoofdregel. Het verzet werd ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3697-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2020 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzet dat opposante heeft ingediend tegen de uitspraak van
29 november 2019. In die uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en verweerder gelijk gegeven.
De zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Opposante is verschenen.
Het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom (hierna: WIL) is niet verschenen (met bericht van verhindering).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 29 november 2019 het beroep van opposante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht vindt dat opposante te laat haar bezwaarschrift heeft ingediend. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 29 november 2019 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 29 november 2019 niet juist. Opposante geeft aan niet te kunnen aantonen dat zij het bezwaarschrift per gewone post heeft verstuurd. Zij heeft op 26 augustus 2019 naar verweerder gebeld, omdat zij nog niets over haar bezwaarschrift had gehoord. Opposante heeft hierna direct per e-mail en per aangetekende post het bezwaarschrift opnieuw verstuurd zoals een medewerker van WIL haar adviseerde. Voor opposante was het niet duidelijk dat het bezwaar aangetekend verzonden moest worden, omdat dit nergens stond. Daarnaast twijfelt opposante eraan dat verweerder het bezwaarschrift niet heeft ontvangen, omdat een eerdere e-mail van haar door verweerder ook over het hoofd gezien was. Opposante heeft voor haar gevoel met alles meegewerkt. Dat verweerder geen rekening houdt met haar situatie geeft opposante een onredelijk gevoel.
4. De rechtbank geeft opposante geen gelijk. Dat wordt hierna uitgelegd.
5. Opposante zegt dat zij twee bezwaarschriften heeft gestuurd. Het tweede bezwaarschrift dat zij per e-mail en aangetekend heeft gestuurd, is te laat. Het eerste bezwaarschrift dat volgens opposante per post is gestuurd, is door verweerder niet ontvangen. Als opposante een bezwaarschrift stuurt, dan moet zij kiezen op welke manier zij dat doet. Als een bezwaarschrift niet aankomt, dan moet opposante bewijzen dat zij dat bezwaarschrift wel heeft gestuurd. Dat opposante dat nu niet kan, is vervelend. Toch is dat haar verantwoordelijkheid. Ook zegt opposante dat zij niet wist dat zij een bezwaarschrift aangetekend moest versturen. Maar zij had daarbij hulp kunnen vragen en zich kunnen (laten) informeren door bijvoorbeeld het juridisch loket of iemand anders die er verstand van heeft. Dat lag op haar weg om te doen en is dus ook haar verantwoordelijkheid.
6. Verder zegt opposante dat, omdat verweerder eerder bijlagen bij een e-mail is kwijtgeraakt, het ook zo zal zijn dat verweerder het bezwaarschrift is kwijtgeraakt. Ook dit argument volgt de rechtbank niet. Dat verweerder eerder een e-mail is kwijtgeraakt, wil nog niet zeggen dat het gestelde, per post verzonden bezwaarschrift ook is kwijtgeraakt. Doordat opposante kon bewijzen dat zij de e-mail met bijlagen had verzonden, kon verweerder die ook weer terugvinden. Dat opposante dat niet kan bewijzen met het bezwaarschrift komt voor haar rekening. De rechtbank begrijpt dat het niet ontvangen van een uitkering opposante tegenwerkt in het bijdragen van financiële steun in de zorg van haar vader. En ook haar gevoel dat zij met een uitkering wat kon maken van het leven, is voor haar erg vervelend. Maar dit zijn geen redenen waarom het bezwaarschrift niet op tijd kon zijn ingediend. Er is geen aanleiding om een uitzondering te maken op de wettelijke hoofdregel dat het bezwaarschrift dan niet inhoudelijk mag worden behandeld. Er was geen twijfel over de uitkomst en er was dus ook geen zitting nodig.
7. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 29 november 2019 in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 april 2020 door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u geen rechtsmiddel aanwenden, met andere woorden: u kunt niet in hoger beroep.