ECLI:NL:RBMNE:2020:2461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
UTR 19/3378
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens te late indiening

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht van 12 juli 2019. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 18 april 2019, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het volgens hen te laat was ingediend. Eiser stelde echter dat het besluit pas op 27 april 2019 aan zijn gemachtigde was verzonden, waardoor de bezwaartermijn pas op dat moment begon te lopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit inderdaad op 27 april 2019 is verzonden en dat de bezwaartermijn van zes weken, die eindigde op 8 juni 2019, van rechtswege is verlengd tot 11 juni 2019. Aangezien het bezwaarschrift op 11 juni 2019 door verweerder is ontvangen, concludeerde de rechtbank dat het bezwaar tijdig was ingediend. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. Deze uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 12 juli 2019.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb).
3. In het besluit van 12 juli 2019 geeft verweerder aan dat het bezwaarschrift tegen het besluit van 18 april 2019 door verweerder is ontvangen op 11 juni 2019. Volgens verweerder is dit te laat en had het bezwaarschrift uiterlijk op 30 mei 2019 ingediend moeten zijn.
4. Eiser schrijft in zijn beroepschrift dat het besluit van 18 april 2019 eerst op 27 april 2019 per e-mail aan zijn gemachtigde is toegezonden en dat de bezwaartermijn vanaf dat moment is gaan lopen. Volgens eiser zou de bezwaartermijn aflopen op zaterdag 8 juni 2019. Verder geeft eiser aan dat hij het bezwaarschrift al op 6 juni 2019, dus binnen de bezwaartermijn, per post naar verweerder heeft verzonden.
5. De rechtbank heeft desgevraagd van verweerder op 2 september 2019 nadere informatie ontvangen waaruit blijkt dat het besluit van 18 april 2019 op 26 april 2019 per e-mail aan de gemachtigde van eiser is verzonden. In dit besluit stond een onjuiste datum, waarna het correcte besluit op 27 april 2019 per e-mail aan de gemachtigde van eiser is verzonden. Verweerder heeft niet aangetoond dat het besluit op enig eerder moment aan eiser is bekendgemaakt.
6. Nu door partijen niet wordt betwist dat het (correcte) besluit van 18 april 2019 eerst op 27 april 2019 is verzonden, stelt de rechtbank vast dat 27 april 2019 de datum van bekendmaking van het besluit is (artikel 3:41 van de Awb). De bezwaartermijn van zes weken zou dan aflopen op zaterdag 8 juni 2019. Deze termijn is van rechtswege verlengd tot dinsdag 11 juni 2019, omdat 8, 9 en 10 juni in het weekend en op een nationaal erkende feestdag (tweede pinksterdag) vielen (artikel 1 van de Algemene termijnenwet).
7. Vast staat dat verweerder het bezwaarschrift heeft ontvangen op 11 juni 2019. Het bezwaarschrift is binnen de bezwaartermijn ontvangen en dus op tijd ingediend.
8. Verweerder heeft dus ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft geen andere reden genoemd waarom het bezwaar toch niet-ontvankelijk zou zijn. Verweerder had het bezwaar dus wel inhoudelijk moeten behandelen. De rechtbank vernietigt daarom het besluit van verweerder van 12 juli 2019. De rechtbank draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen en inhoudelijk te beslissen op de bezwaren van eiser.
9. Het beroep is kennelijk gegrond. Dit betekent niet meteen dat eiser inhoudelijk ook gelijk krijgt. Verweerder moet daarover nu gaan beslissen.
10. Het voorgaande betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag van € 525,- omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van verweerder;
- draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 174,- moet vergoeden;
-veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O.G.J. Stroek, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
- de griffier is verhinderd de

uitspraak te ondertekenen -

griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.