Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een proceskostenveroordeling na een bezwaarprocedure die door verzoekster was ingediend op 10 december 2018 tegen een besluit van verweerder van 31 oktober 2018. Verzoekster heeft verweerder op 14 mei 2019 in gebreke gesteld, waarna zij op 8 augustus 2019 in beroep ging wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar. Verweerder heeft uiteindelijk op 23 augustus 2019 alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep op 16 september 2019 heeft ingetrokken met het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verzoekster heeft gesteld dat verweerder in gebreke was en daarom de proceskosten dient te vergoeden. Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster, concludeert de rechtbank dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 262,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan verzoekster.