ECLI:NL:RBMNE:2020:2495

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
16/211865-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne en andere verdovende middelen door verdachte in Utrecht en Maarssen

Op 1 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van twee jaar schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne en het in bezit hebben van een handelsvoorraad cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen cocaïne heeft gedeald en op 1 september 2019 een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, hennep en hasj in bezit had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf had geëist van 30 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met medeverdachten. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak op basis van onrechtmatig verkregen bewijs, verworpen. De rechtbank oordeelde dat het binnentreden en doorzoeken van de woning van de moeder van de verdachte rechtmatig was, en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/211865-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 december 2019, 19 februari 2020, 8 april 2020 en 17 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en mr. D.I.A. Schröder, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 1 september 2019 te Utrecht en/of Maarssen, samen met anderen, cocaïne heeft gedeald;
Feit 2:
op 1 september 2019 te Utrecht en/of Maarssen, samen met anderen, opzettelijk 560,25 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
Feit 3:
op 1 september 2019 te Maarssen, samen met anderen, opzettelijk 898,20 gram hennep aanwezig heeft gehad;
Feit 4
op 1 september 2019 te Maarssen, samen met anderen, opzettelijk ongeveer 26,6 gram hasj aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat er sprake is geweest van een onrechtmatig binnentreden van de woning van de moeder van verdachte en van een onrechtmatige doorzoeking, nu er onvoldoende aanwijzingen waren dat verdachte in die woning verbleef. Dit is een onherstelbaar vormverzuim en dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Daardoor is er onvoldoende ander wettig en overtuigend bewijs voorhanden. De raadsvrouw verzoekt verdachte daarom vrij te spreken van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van het dealen van cocaïne (feit 1) verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de ten laste gelegde periode. Verdachte heeft bekend dat hij een jaar cocaïne heeft gedeald, maar een langere periode kan niet worden bewezen. De getuigenverklaringen van de afnemers zijn onvoldoende concreet. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruikers weinig tijdsbesef hebben. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De raadsvrouw heeft ook op dit punt verzocht verdachte partieel vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 2, het aanwezig hebben van de cocaïne, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verweer onrechtmatig verkregen bewijs
Op 1 september 2019 is de woning aan de [adres] in [woonplaats] doorzocht. Volgens de Basisregistratie Personen stond verdachte op dat adres ingeschreven. Bij de doorzoeking werd er niemand in de woning aangetroffen. Een buurman heeft ter plaatse verklaard dat er al maanden geen bewoners meer waren.
Uit het politiesysteem kwam vervolgens naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 1] recent onwel was geworden in de woning aan de [adres] te [woonplaats] en dat verdachte op dat adres geregistreerd stond in verband met een verdenking voor heling. Volgens de Basisregistratie Personen staat op dat adres de moeder van verdachte ingeschreven.
De moeder van verdachte heeft de verbalisanten toestemming gegeven de woning te betreden. Zij heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] bij haar verbleven. De verbalisanten hebben daarna in de slaapkamer van verdachte en [medeverdachte 1] zoekend rondgekeken. Zij vonden een weegschaal en lege gevouwen ponypacks. Vervolgens is er telefonisch toestemming voor een doorzoeking afgegeven door de rechter-commissaris.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het binnentreden en het doorzoeken van de woning rechtmatig was. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw tot bewijsuitsluiting.
T.a.v. feit 1:
Bewijsmiddelen [1]
Op 1 september 2019 worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden door (onder andere) verbalisant [verbalisant 1] die daarover heeft verklaard:
Op 1 september 2019 omstreeks 00:22 uur kreeg ik de melding dat er mogelijk een overdracht van verdovende middelen had plaatsgevonden. Daarbij zou door cameratoezicht een voertuig gezien zijn met kenteken [kenteken] , dat betrokken was bij de overdracht van de verdovende middelen. Ik zag vervolgens dat er een personenauto (Citroën C3) met kenteken [kenteken] over de Voorstraat in Utrecht reed. Ik ben achter het voertuig gaan rijden en heb een stopteken gegeven waaraan het voertuig voldeed. Ik zag vervolgens aan de bestuurderszijde een man zitten. Ik zag aan de passagierszijde een vrouw zitten. Ik zag dat de bestuurder was genaamd: [verdachte] . [2] De passagier was genaamd [medeverdachte 1] . [3]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard:
Ik heb cocaïne gedeald. Mijn dealertelefoonnummer is [telefoonnummer] . Ik gebruikte de Citroën C3 om mee te dealen. Mijn privételefoonnummer is [telefoonnummer] .
Getuige [getuige] heeft bij de politie het volgende verklaard:
Ik heb vanavond mijn dealer gebeld op telefoonnummer [telefoonnummer] . Wij hadden afgesproken aan de Voorstraat te Utrecht op 1 september 2019. Aldaar ben ik in zijn auto ingestapt. Vervolgens hebben we een klein stukje gereden. Tijdens het rijden heb ik 1 gram cocaïne gekocht voor 50 euro. Ik bel dit nummer nu drie á vier jaar. Ik schat dat ik ongeveer tien keer per jaar bel. Het is steeds dezelfde jongen die nu ook in de auto zat. Meestal zit er nog wel iemand naast, maar dit wisselt wel. [4] Het enige wat ik verder nog kan verklaren is dat ik vanaf nummer [telefoonnummer] eens een WhatsApp ontvangen heb die afsloot met "afz: [medeverdachte 2] , [naam] en [verdachte] ”. [5]
Uit onderzoek aan de laptop van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt het volgende:
Ik, verbalisant, deed onderzoek in de inbeslaggenomen Macbook van [medeverdachte 1] . In het account van [medeverdachte 1] werd een aantal documenten aangetroffen. [6]
Bureaublad --> Overig --> Babe --> Werkrooster [verdachte] en [medeverdachte 2] .xlsx
De agenda voor [verdachte] en [medeverdachte 2] werd ingevuld van januari 2019 t/m april 2019. Dit document werd aangemaakt op 21 december 2018 en als laatst bewerkt op 31 januari 2019. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in cocaïne gedeald heeft. Verder heeft hij verklaard dat hij verdachte kent en dat een deel van de WhatsAppgesprekken tussen verdachte en hem over dealen gaat. [8]
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt het volgende:
Bij de aanhouding van [verdachte] op 1 september 2019 werd onder andere een iPhone 8 in beslag genomen. Na uitlezen van deze telefoon bleek het bijhorende nummer van deze telefoon [telefoonnummer] te zijn.
Ik heb in de telefoon de WhatsApp-gesprekken tussen [gebruikersnaam] en [medeverdachte 2] gelezen. Uit eerder onderzoek in de telefoon van [verdachte] was vast komen te staan dat [verdachte] is. De identiteit van [medeverdachte 2] is door het onderzoeksteam vastgesteld. Het bleek te gaan om [medeverdachte 2] .
In de gesprekken wordt onder andere over bedragen gesproken, het overnemen van elkaars dagen en wordt er over personen gesproken die ook in de inbeslaggenomen telefoonlijst voorkomen. [verdachte] is [verdachte] en [medeverdachte 2] is [medeverdachte 2] . [9]
19 september 2018 12:41 uur
[medeverdachte 2] : Bro dat zijn de dagen dat ik les en examen doe. Theorie heb ik op 8 en 9 oktober
[medeverdachte 2] : Stel je voor dat het misschien op mijn dagen zijn
[verdachte] : Ik zal zo ff checken
[medeverdachte 2] : Hou er rekening mee. Dat je effe moet invallen
[verdachte] : (stuurt een screenshot). Dit is rooster voor oktober bro alle dagen van jou rijden heb ik rekening gehouden en mijn operatie valt op 30/10
[medeverdachte 2] ; Dan zitten we alleen met 8 en 9 oktober. Heb dan theorie staan. 5 tot 9 cursus 8 oktober. En 9 tot 14:20. 9 oktober. Het is een ma en een dinsdag. Of je valt die uren in of je pakt ze helemaal.
[verdachte] : Ik pak ze helemaal. 8 en 9. Dan pak jij die 10 oktober. Kan ik ff rusten dagje
[medeverdachte 2] : Is goed bro we komen er wel uit [10]
4 november 2018 15:52
[verdachte] : Hoeveel was loon?
[medeverdachte 2] : 357
[verdachte] : Nee klopt niet. Bereken maar opnieuw. Moet op 367 uitkomen [11]
Bewijsoverwegingen
De ten laste gelegde periode
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende de periode van ongeveer 1 september 2018 tot en met 1 september 2019 cocaïne heeft gedeald. Gelet op de verklaring van getuige [getuige] , die heeft verklaard dat hij al drie à vier jaar bij verdachte cocaïne koopt, acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet aannemelijk. De rechtbank vindt de verklaring van getuige [getuige] voldoende specifiek en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaring. De verklaring van getuige [getuige] wordt bovendien ondersteund door andere getuigenverklaringen van afnemers die verdachte herkennen en een periode van minstens 2 jaar noemen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op enig moment van het telefoonnummer van de dealertelefoon van verdachte een WhatsAppbericht heeft ontvangen dat afsloot met “afz: [medeverdachte 2] , [naam] en [verdachte] ”. Daarnaast is op de laptop van medeverdachte [medeverdachte 1] een werkrooster aangetroffen van [verdachte] en [medeverdachte 2] . Bovendien blijkt uit de WhatsAppberichten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) dat zij overleggen over het werkrooster, het voor elkaar invallen en de hoogte van het loon. Gelet op de context van de gesprekken concludeert de rechtbank dat deze gesprekken over cocaïnehandel gingen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
T.a.v. feit 2:
Bewijsmiddelen
Op 1 september 2019 worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden door (onder andere) verbalisant [verbalisant 1] die daarover verklaard:
Ik zag vervolgens dat er een personenauto (Citroën C3) met kenteken [kenteken] over de Voorstraat in Utrecht reed. Ik ben achter het voertuig gaan rijden en heb een stopteken gegeven waaraan het voertuig voldeed. Ik zag vervolgens aan de bestuurderszijde een man zitten. Ik zag aan de passagierszijde een vrouw zitten. Ik zag dat de bestuurder was genaamd: [verdachte] . [12] De passagier was genaamd [medeverdachte 1] . [13]
Uit het relaas blijkt het volgende:
Hieronder volgt een overzicht van de inbeslaggenomen verdovende middelen die gerelateerd konden worden aan de verdachten gedurende dit onderzoek.
Voertuig
Na doorzoeking van de Citroen [kenteken] werd het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
- 3 zakken met meerdere ponypacks, aangetroffen onder de armsteun;
- Jas met 2 ponypacks in de rechterborstzakje, jas werd aangetroffen in de kofferbak.
Ophoudruimte
Na de aanhouding werd verdachte [verdachte] ingesloten in een ophoudruimte. Tussen de lamp en het plafond van deze ophoudruimte werd aangetroffen en in beslag genomen:
- 4 ponypacks.
Woning [adres] te [woonplaats]
Bij een doorzoeking in de woning [adres] te [woonplaats] werd het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
Slaapkamer
- Gele tas met gevulde ponypacks, aangetroffen in een kledingkast
- Transparante zak met ponypacks en 2 transparante bakjes met een wit blok, aangetroffen onder een pedaalemmer
Schuur
- Zwarte tas op een plank met als inhoud: 1 x gripzak met wit poeder, een gripzak met ponypacks, 4x ponypack en een gripzakje met 4 ponypacks en 1x ponypack.
De inbeslaggenomen verdovende middelen zijn conform de richtlijnen getest en gewogen. In totaliteit betrof het 560,25 gram cocaïne. [14]
Uit de NFI-rapportages bleek dat de inbeslaggenomen verdovende middelen cocaïne betroffen. [15]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard:
Alle aangetroffen cocaïne is van mij. [16]
De bewijsmiddelen ter zake het medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 1] zijn ten behoeve van de leesbaarheid als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen die als bijlage 2 aan dit vonnis zijn gehecht, blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het dealen van cocaïne door de administratie bij te houden en gebruikershoeveelheden drugs te verpakken. Zij wist dus van de cocaïnehandel van verdachte en zij hielp hem daarbij. Een handelsvoorraad cocaïne is in onder meer de gezamenlijke slaapkamer van verdachte en [medeverdachte 1] aangetroffen en in de auto van verdachte. Kort voordat de cocaïne in de auto werd aangetroffen, heeft verdachte cocaïne verkocht aan twee afnemers, terwijl [medeverdachte 1] ook in die auto zat.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] ten aanzien van het aanwezig hebben van de cocaïne. Aldus kan het medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne bewezen worden verklaard.
T.a.v. feit 3 en 4:
Partiele vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 en 4 sprake is geweest van medeplegen. Verdachte zal dus worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewijsmiddelen
Uit het relaas blijkt het volgende:
Hieronder volgt een overzicht van de inbeslaggenomen verdovende middelen die gerelateerd konden worden aan de verdachten gedurende dit onderzoek.
Woning [adres] te [woonplaats]
Bij een doorzoeking in de woning [adres] te [woonplaats] werd het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
Slaapkamer
- Zakje en doosje met gedroogde henneptoppen, aangetroffen achter een deur van een kastje
- Zakje met hennep, aangetroffen in een tweede kastje
Schuur
- 3 gesealde foliezakken met hennep. Aangetroffen in een Albert Heijn tas
- Zwarte tas op een plank met als inhoud: 1 zakje hennep, 8x zakje met hasj,
- Gripzakjes met hennep, aangetroffen in een rugtas
- Wit bakje met zakjes hennep [17]
In het proces-verbaal van bevindingen over de aangetroffen hennep en hasj heeft verbalisant [verbalisant 2] het volgende verklaard:
Ik heb alle genoemde producten gewogen op een geijkte weegschaal. Tevens heb ik alle
genoemde zaken uit de verpakkingen gehaald en derhalve netto gewogen.
Het totale gewicht bedraagt:
HENNEP : 898,20 gram.
HASH : 26,60 gram.
TOTAAL : 924,80 gram SOFTDRUGS.
Ik rook, dat alle genoemde producten de mij ambtshalve bekende geur hadden, van
Cannabis. Ik nam van alle genoemde producten een representatief monster en testte
deze aan het politiebureau aan de [adres] te [woonplaats] .
Ik zag, dat tijdens het testen een duidelijke rode kleur optrad. Deze reactie gaf een
positieve indicatie op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in Cannabis
. [18]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2020:
Alle aangetroffen hennep en hasj is van mij. [19]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 september 2017 tot en met 1 september 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, gebruikershoeveelheden cocaïne, een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet;
T.a.v. feit 2:
op 1 september 2019 te Utrecht en Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 560,25 gram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 3:
op 1 september 2019 te Maarssen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep (898,20 gram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
T.a.v. feit 4:
op 1 september 2019 te Maarssen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 26,6 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
T.a.v. feit 3 en 4:
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, dagbesteding en een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaar samen met een ander schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Hij heeft ook een handelsvoorraad cocaïne aanwezig gehad. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die sterk verslavend werkt en schadelijk is voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag.
Verdachte heeft daarnaast hennep en hasj aanwezig gehad. De ongecontroleerde beschikbaarheid van hennep en hasj schaadt de volksgezondheid en werkt verspreiding en de handel in hennep en hasj in de hand. Dit gaat ook nogal eens gepaard met andersoortige vormen van criminaliteit.
De Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) nemen voor het dealen van harddrugs gedurende 6 tot 12 maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden als oriëntatiepunt voor de straftoemeting. Ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van 500 tot 1000 gram harddrugs wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden als oriëntatiepunt gehanteerd. Voor het aanwezig hebben van 500 tot 2.500 gram softdrugs wordt een taakstraf van 100 uur als oriëntatiepunt vermeld.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 april 2020. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit niet in het voordeel of nadeel van verdachte mee omdat de genoemde oriëntatiepunten uitgaan van een verdachte zonder relevant strafblad.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 12 februari 2020. Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding geen werk of een uitkering. Hij staat ingeschreven op het woonadres van zijn vader en kan daar tijdelijk terecht. Het blijft voor de reclassering onduidelijk waardoor het komt dat verdachte niet in staat is gebleken zelfstandig zijn leven vorm te geven. De reclassering ziet het (deels) pro-criminele netwerk en de pro-criminele houding van verdachte als risicofactoren. Vanwege dit netwerk, zijn houding en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, vindt de reclassering reclasseringstoezicht geïndiceerd. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met de medeverdachte en het verkrijgen van dagbesteding.
Conclusie
Gelet op de ernst en duur van de door verdachte gepleegde feiten, is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, zoals door de raadsvrouw is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal een gedeelte van 10 maanden van deze gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, waarbij een proeftijd van 2 jaren wordt vastgesteld. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd, namelijk een meldplicht bij de reclassering, het verkrijgen van dagbesteding en een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- Citroen C3 met kenteken [kenteken] ;
- iPhone 8;
- Lenovo laptop
verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen is het onder 1 bewezen verklaard feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich meldt bij Reclassering Nederland. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met [medeverdachte 1] , geboren op [1994] te [geboorteplaats] en [medeverdachte 2] , geboren op [1992] te [geboorteplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* met de reclassering de mogelijkheden onderzoekt voor scholing of werk. Indien verdachte geen scholing volgt of werk heeft, zet hij zich actief in voor het verkrijgen van vrijwilligerswerk. Hij geeft de reclassering toestemming voor het spreken van relevante referenten;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
  • Citroen C3 met kenteken [kenteken] (goednummer: G2177815);
  • iPhone 8;
  • Lenovo laptop.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. G.A. Bos en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2020.
Mr. N.M. Spelt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 1 september 2019 te Utrecht en/of Maarssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2 hij op of omstreeks 1 september 2019 te Utrecht en/of Maarssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne (in elk geval 560,25 gram), zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3 hij op of omstreeks 1 september 2019 te Maarssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep (in elk geval 898,20 gram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4 hij op of omstreeks 1 september 2019 te Maarssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 26,6 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. ( art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage 2: De bewijsmiddelen ter zake het medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 1]
Op 1 september 2019 worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden door (onder andere) verbalisant [verbalisant 1] die daarover heeft verklaard:
Op 1 september 2019 omstreeks 00:22 uur kreeg ik de melding dat er mogelijk een overdracht van verdovende middelen had plaatsgevonden. Daarbij zou door cameratoezicht een voertuig gezien zijn met kenteken [kenteken] , dat betrokken was bij de overdracht van de verdovende middelen. Ik zag vervolgens dat er een personenauto (Citroën C3) met kenteken [kenteken] over de Voorstraat in Utrecht reed. Ik ben achter het voertuig gaan rijden en heb een stopteken gegeven waaraan het voertuig voldeed. Ik zag vervolgens aan de bestuurderszijde een man zitten. Ik zag aan de passagierszijde een vrouw zitten. Ik zag dat de bestuurder was genaamd: [verdachte] . [20] De passagier was genaamd [medeverdachte 1] . [21]
In de auto wordt een schrijfblok aangetroffen:
De auto waar [verdachte] en [medeverdachte 1] zich in verplaatsten is in beslag genomen voor nader onderzoek. Dit betrof een Citroën C3, voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik zag een schrijfblok in het handschoenenkastje liggen. Ik zag dat hier met de hand meerdere namen, getallen en een datum op waren geschreven. [22]
Uit onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt het volgende:
Ik [verbalisant] heb onderzoek gedaan naar de veiliggestelde gegevens van de mobiele telefoon die in gebruik was bij verdachte [medeverdachte 1] . Dit betrof een iPhone X van het merk Apple. Telefoonnummer + [telefoonnummer] werd in combinatie met deze telefoon gebruikt.
Bij de aanhouding van de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] werd bij de doorzoeking van de auto van [verdachte] een schrijfblok met daarop meerdere met de handgeschreven namen en getallen aangetroffen. Bij de fouillering van de verdachte [medeverdachte 1] werd een soortgelijk lijstje aangetroffen. Opvallend was dat twee van de namen vermeld op dat lijstje overeenkwamen met de voornamen van de ter plaatse gehoorde afnemers. In de opgeslagen fotobestanden van de mobiele telefoon trof ik meerdere foto's aan van soortgelijke handgeschreven lijstjes. [23]
In de opgeslagen notities van de mobiele telefoon trof ik een notitie aan, welke was aangemaakt op 19-12-2018. Duidelijk was te zien dat dit een opsomming was van zaken die nog geregeld moesten worden, een zogenaamde to-do-lijst. "Rooster maken, boodschappen doen, was opruimen” enz. Opvallend tussen deze notities was deze notitie: "Vouwen 400 x". Bij de doorzoeking in de woning van de verdachte(n) werden meer dan 800 gevouwen ponypacks met inhoud aangetroffen. [24]
In de telefoon van medeverdachte [verdachte] zijn WhatsAppberichten aangetroffen tussen verdachte en [medeverdachte 1] :
Ik heb onderzoek gedaan naar de veiliggestelde gegevens van de mobiele telefoon die in gebruik was bij verdachte [verdachte] . Dit betrof een Iphone 8. Telefoonnummer [telefoonnummer] werd in combinatie met deze telefoon gebruikt.
Ik zag dat er een account was voor WhatsApp en dat de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam] ” was behorende bij username [telefoonnummer] @s.whatsapp.net. Deze gebruikersnaam behoorde dus bij telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit een eerder gedane CIOT bleek dat dit telefoonnummer op naam stond van [verdachte] ( [verdachte] ).
Ik zag in de WhatsApp dat er een chatgesprek was tussen [gebruikersnaam] en PolitieAgent. Ik zag dat telefoonnummer [telefoonnummer] door PolitieAgent in gebruik was. Uit een eerder gedane CIOT bleek telefoonnummer [telefoonnummer] op naam te staan van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ). [25]
[verdachte] = [verdachte]
[medeverdachte 1] = [medeverdachte 1]
12 augustus 2018
: Heb die nummers ingevoerd, moet nu de rest schrijven
15 augustus 2019
[medeverdachte 1] : Heb alle nummers ingevoerd, uitgeprint en in een mapje gedaan. Neem het zondag mee
voor je. [26]
Tijdens de doorzoeking is een mapje aangetroffen met daarin geprinte telefoonlijsten. [27]
17 augustus 2018
[medeverdachte 1] : Babe moet ik mijn laptop zondag meenemen? Of heb je t niet nodig?
[verdachte] : Ja, je moet je laptop mee nemen moet administratie doen.
Dan worden er 2 afbeeldingen gestuurd waarop naam en telefoonnummer te zien zijn
[medeverdachte 1] : moet die erbij? [28]
25 juni 2019
[verdachte] : Neem ook kladblok mee. Had je niet geschreven. Klopt die berekening dan wel
[medeverdachte 1] : Jawel. Want in mijn telefoon had ik ook 3. Was vergeten om die erbij te schrijven.
8 juli 2019
[medeverdachte 1] : Ik belde je niet om je lastig te vallen maar om te zeggen dat je je spullen moet opbergen aangezien er hier politie staat
[verdachte] : Oké. Waar staan ze
[medeverdachte 1] : Parkeerplaats. Zag ze toen ik boven was. Ze zijn waarschijnlijk wel weg als jij thuiskomt. Maar berg t voor de zekerheid op. [29]
25 juli 2019
[medeverdachte 1] : Kom naar boven als je thuis bent, helpen met vouwen [30]
Tijdens de doorzoeking zijn zowel gevouwen als ongevouwen ponypacks aangetroffen. [31]
Uit onderzoek aan de laptop van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt het volgende:
Ik, verbalisant, deed onderzoek in de inbeslaggenomen roze Macbook van [medeverdachte 1] . In het account van [medeverdachte 1] werd een aantal documenten aangetroffen. [32]
Bureaublad --> Overig --> Babe --> Werkrooster [verdachte] en [medeverdachte 2] .xlsx
De agenda voor [verdachte] en [medeverdachte 2] werd ingevuld van januari 2019 t/m april 2019. Dit document werd aangemaakt op 21 december 2018 en als laatst bewerkt op 31 januari 2019. [33]
De moeder van verdachte heeft bij de politie op 3 september 2019 het volgende verklaard:
V: Sinds wanneer woont de vriendin van je zoon bij jullie in huis?
A: Ik denkt ongeveer 6 maanden. [34]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 februari 2020, genummerd 2019262008, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 587. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 29.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 30.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 335.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 336.
6.Het proces-verbaal van bevindingen laptop [medeverdachte 1] , p. 169.
7.Het proces-verbaal van bevindingen laptop [medeverdachte 1] , p. 173.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris (afzonderlijk genummerd).
9.Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [verdachte] , p. 210.
10.Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [verdachte] , p. 212.
11.Het proces-verbaal van bevindingen telefoon [verdachte] , p. 212.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 29.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 30.
14.Het proces-verbaal inhoudende het relaas, p. 20.
15.De geschriften, inhoudende de NFI-rapporten, p. 405, 414 t/m 420,
16.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2020.
17.Het proces-verbaal inhoudende het relaas, p. 20.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 429 en 430.
19.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2020.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 29.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 30.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 51.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 227.
24.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , p. 228.
25.Het proces-verbaal van bevindingen chat [verdachte] en [medeverdachte 1] , p. 192.
26.Het proces-verbaal van bevindingen chat [verdachte] en [medeverdachte 1] , p. 193.
27.Het proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking, p. 75.
28.Het proces-verbaal van bevindingen chat [verdachte] en [medeverdachte 1] , p. 193.
29.Het proces-verbaal van bevindingen chat [verdachte] en [medeverdachte 1] , p. 195.
30.Het proces-verbaal van bevindingen chat [verdachte] en [medeverdachte 1] , p. 196.
31.Het proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking, p. 75.
32.Het proces-verbaal van bevindingen laptop [medeverdachte 1] , p. 169.
33.Het proces-verbaal van bevindingen laptop [medeverdachte 1] , p. 173.
34.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] op 3 september 2019, p. 574.