ECLI:NL:RBMNE:2020:2545

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
UTR 19/3051
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 20 mei 2020, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Autoriteit Persoonsgegevens behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 19 augustus 2019, maar heeft het griffierecht van € 174,- niet betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank legt uit dat het niet betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, tenzij er geldige redenen zijn voor het niet betalen.

De rechtbank heeft eiser op 21 augustus 2019 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. Eiser heeft echter aangegeven dat hij dacht dat de betaling was opgeschort in afwachting van een antwoord van de Europese Commissie. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en eiser opnieuw de kans gegeven om het griffierecht te betalen, met een deadline van 30 oktober 2019. Aangezien de rechtbank het griffierecht niet heeft ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor de niet-betaling, heeft de rechtbank besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is niet in het openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3051

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 19 augustus 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht). Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In dit geval is het griffierecht € 174,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 21 augustus 2019 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
5. Eiser heeft aangegeven dat hij ervan uitgaat dat de betaling van het griffierecht wordt opgeschort totdat de Europese commissie van de EU zijn brief zal beantwoorden. De rechtbank heeft eiser op 16 oktober 2019 een brief gestuurd waarin staat dat de verplichting om het griffierecht te voldoen niet is opgeschort en ook niet zal worden opgeschort. Eiser is opnieuw in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen. Eiser moest dit doen voor 30 oktober 2019.
6. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
7. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier
.Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
- de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen -
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.