In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, de Schadefonds Geweldsmisdrijven, tegen verweerder. Verzoekster had in beroep gegaan tegen een besluit van verweerder, dat op 1 maart 2019 was genomen. Op 27 september 2019 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op dit besluit en het intrekt, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van haar proceskosten heeft verzocht.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van de kosten voor het beroepschrift en de griffiekosten, maar refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor de kosten gemaakt in bezwaar.
De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 1575,-, gebaseerd op de punten voor het indienen van het bezwaarschrift, het aanwezig zijn bij de hoorzitting en het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 174,- aan verzoekster betalen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten aan verzoekster, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier N.J.R. Kalaykhan. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.