ECLI:NL:RBMNE:2020:2561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
UTR 19/1524
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, de Schadefonds Geweldsmisdrijven, tegen verweerder. Verzoekster had in beroep gegaan tegen een besluit van verweerder, dat op 1 maart 2019 was genomen. Op 27 september 2019 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op dit besluit en het intrekt, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van haar proceskosten heeft verzocht.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van de kosten voor het beroepschrift en de griffiekosten, maar refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor de kosten gemaakt in bezwaar.

De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 1575,-, gebaseerd op de punten voor het indienen van het bezwaarschrift, het aanwezig zijn bij de hoorzitting en het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 174,- aan verzoekster betalen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten aan verzoekster, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier N.J.R. Kalaykhan. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. H.M. de Roo),
en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 11 oktober 2019 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 1 maart 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 27 september 2019 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 1 maart 2019 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en aangegeven dat hij geen bezwaar heeft om de kosten aangaande het beroepschrift en de griffiekosten te betalen. Met betrekking tot de kosten die gemaakt zijn in bezwaar refereert verweerder zich aan het oordeel van de rechtbank.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 1575,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het aanwezig zijn bij de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Er zijn geen relevante aan eiser toe te rekenen omstandigheden op grond waarvan de proceskosten in bezwaar niet voor vergoeding in aanmerking komen.
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 174,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb
).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1575,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier
.Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak – zo nodig - alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd om de uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.