ECLI:NL:RBMNE:2020:2568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
UTR 19/4771
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was tegen de Belastingdienst / Toeslagen. Verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst, genomen op 26 september 2019. Op 15 januari 2020 heeft de Belastingdienst medegedeeld dat het besluit werd ingetrokken, wat verzoeker wilde. Hierna trok verzoeker zijn beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht, een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De Belastingdienst heeft echter aangegeven geen proceskosten te willen vergoeden, omdat er volgens hen geen proceshandelingen zijn verricht door de gemachtigde van verzoeker. De rechtbank oordeelt dat verzoeker zelf het beroepschrift en de beroepsgronden heeft ingediend, en dat er geen proceshandelingen zijn verricht door de gemachtigde, zoals vereist voor vergoeding.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar oordeelt dat de Belastingdienst wel het griffierecht aan verzoeker moet betalen, zoals bepaald in de wet. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W.J.A. Vis),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 11 februari 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 26 september 2019 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 15 januari 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 26 september 2019 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven dat hij geen bedrag aan proceskosten aan verzoeker wil betalen. Volgens verweerder is er door de gemachtigde van eiser geen proceshandeling verricht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a van de Bpb, zodat er geen kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. Volgens verweerder heeft eiser zelf het beroepschrift en de beroepsgronden ingediend en was er op dat moment nog geen rechtsbijstandsverlener betrokken bij de procedure.
4. De rechtbank geeft verweerder gelijk. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb, gelezen in samenhang met de Bijlage bij het Bpb, wordt slechts een vergoeding toegekend voor verrichte proceshandelingen. Het beroepschrift en de beroepsgronden zijn door eiser ingediend. Door de gemachtigde van eiser zijn geen proceshandelingen verricht zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a van de Bpb en de Bijlage. De brief van 22 januari 2020, waarin de gemachtigde mededeelt dat eiser het beroep intrekt met het verzoek een uitspraak te doen over de proceskosten, valt hier niet onder en daarvoor kan dus ook geen vergoeding worden toegekend.
5. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek af.
6. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoeker betalen. Dat staat in artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoeker zal zich hiervoor dus tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 15 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
- de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen -
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.