In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot verlening van een zorgmachtiging en de voortzetting van een crisismaatregel. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor de betrokkene, geboren in 1992. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. H. Cornelis, en een arts aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met ernstige gevolgen voor zijn welzijn en veiligheid. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en verleende daarom een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 19 december 2020. De rechtbank wees het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af, omdat dit niet meer nodig was. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 29 juni 2020.