In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2020 een machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland (GI) om een aansluitende machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van vier maanden. De advocaat van [minderjarige] betwist de noodzaak van gesloten plaatsing, ondanks zorgen over haar veiligheid en vermoedens van loverboy- en prostitutiepraktijken. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld in verband met de coronamaatregelen, waarbij de moeder van [minderjarige] niet ter zitting verscheen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld en dat er eerder een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp is afgegeven. De GI heeft zorgen geuit over de keuzes die [minderjarige] maakt en haar veiligheid, vooral na incidenten waarbij zij met jongens in contact is gekomen en mogelijk in gevaarlijke situaties is beland. De advocaat van [minderjarige] heeft betoogd dat gesloten plaatsing niet de oplossing is en dat het haar ontwikkeling kan belemmeren. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de situatie van [minderjarige] onveilig is en dat gesloten plaatsing noodzakelijk is om haar te beschermen. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend, met de nadruk op de noodzaak van bescherming van de minderjarige.