ECLI:NL:RBMNE:2020:2667

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
C/16/501525 / JE RK 20-814
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten plaatsing minderjarige wegens veiligheidsrisico's en vermoedens van loverboy- en prostitutiepraktijken

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2020 een machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland (GI) om een aansluitende machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van vier maanden. De advocaat van [minderjarige] betwist de noodzaak van gesloten plaatsing, ondanks zorgen over haar veiligheid en vermoedens van loverboy- en prostitutiepraktijken. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld in verband met de coronamaatregelen, waarbij de moeder van [minderjarige] niet ter zitting verscheen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld en dat er eerder een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp is afgegeven. De GI heeft zorgen geuit over de keuzes die [minderjarige] maakt en haar veiligheid, vooral na incidenten waarbij zij met jongens in contact is gekomen en mogelijk in gevaarlijke situaties is beland. De advocaat van [minderjarige] heeft betoogd dat gesloten plaatsing niet de oplossing is en dat het haar ontwikkeling kan belemmeren. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de situatie van [minderjarige] onveilig is en dat gesloten plaatsing noodzakelijk is om haar te beschermen. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend, met de nadruk op de noodzaak van bescherming van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens : C/16/501525 / JE RK 20-814
datum uitspraak: 7 mei 2020

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Utrecht,
betreffende
[minderjarige], geboren op [2004] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder] , hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 24 april 2020 heeft de kinderrechter in deze procedure een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgegeven en de behandeling van het verzoek aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp aangehouden.
Nadien heeft de kinderrechter de volgende stukken ontvangen:
- het faxbericht met bijlagen van de GI van 4 mei 2020.
Op 7 mei 2020 heeft de kinderrechter de zaak – in verband met het coronavirus telefonisch – behandeld. Gehoord zijn:
  • [minderjarige] met haar advocaat mr. J.J. Weldam;
  • mevrouw [A] van de GI.
De moeder is op de juiste wijze opgeroepen, maar niet ter zitting verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] verblijft bij Transferium Jeugdzorg te [woonplaats] .
Bij beschikking van 29 oktober 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 29 oktober 2020.
Vervolgens is bij beschikking van 24 april 2020 spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgegeven voor de duur van vier weten, te weten tot 22 mei 2020 en heeft de kinderrechter het verzoek tot het verlenen van een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft verzocht om aansluitend op de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van vier maanden.
De gedragswetenschapper heeft ingestemd met het verzoek. Dit blijkt uit de verklaring van 29 april 2020.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de GI het volgende. Zoals eveneens uit de beschikking van de kinderrechter van 24 april 2020 blijkt, heeft [minderjarige] sinds 9 april 2020 op een behandelgroep van [naam] in [woonplaats] verbleven. Op 21 april 2020 is [minderjarige] met twee groepsgenootjes weggelopen om jongens te ontmoeten en lachgas te gebruiken. Na afloop zijn zowel [minderjarige] als de groepsgenootjes door de politie ondervraagd over wat er is gebeurd. De twee groepsgenootjes van [minderjarige] hebben aan de politie verklaard dat er geen prettige dingen zijn gebeurd. Eén van de meisjes zegt te zijn verkracht. [minderjarige] heeft aan één van haar groepsgenootjes verklaard ook half te zijn verkracht, maar dit wordt later door haar ontkend. Op dit moment is het strafrechtelijk onderzoek nog niet afgerond. Er zijn zorgen vanuit de politie over [minderjarige] en het netwerk waarin zij zich bevindt. Vanuit de GI zijn er zorgen over de keuzes die [minderjarige] maakt. Het is nodig dat zij wordt behandeld in de hoop dat zij in de toekomst andere keuzes maakt. De behandeling is tot nu toe niet van de grond gekomen. De GI ziet in dat een gesloten plaatsing niet de oplossing is voor [minderjarige] , maar het is de vraag wat haar dan wel gaat helpen. Zij kan niet terugkeren naar de moeder omdat die haar veiligheid niet kan garanderen. In de afgelopen periode heeft de GI gekeken of het mogelijk is om [minderjarige] in het buitenland te laten behandelen. Op die manier is ze ver weg van haar netwerk. Vanwege het coronavirus is het op dit moment niet mogelijk om dat in werking te zetten. Het idee van de GI is dat [minderjarige] , zodra dat weer kan, vanuit De Rading wordt behandeld in Spanje.

Het standpunt van de belanghebbenden

De advocaat van [minderjarige] verklaart namens [minderjarige] dat de zaak al enige tijd loopt. De kinderrechter die ook de onderhavige zaak behandelt, heeft al een keer een beslissing genomen over de gesloten plaatsing. Ook heeft deze kinderrechter op 3 augustus 2019 de spoedmachtiging afgegeven. Er waren WhatsApp berichten waaruit zou blijken dat [minderjarige] zich zou prostitueren. Nu is er tijd verstreken, maar volgens de advocaat worden nog steeds dezelfde verhalen verteld door de GI. Het doel blijft hetzelfde, namelijk om [minderjarige] gesloten te plaatsen. De advocaat verklaart dat hij niet zou zeggen dat [minderjarige] een lief meisje is en dat zij geen seks heeft met jongens, maar het is 2020. Het komt heel vaak voor dat meisjes van vijftien jaar seks hebben. Dat is niet raar. Als je als kinderrechter denkt dat het niet zo is, dan loopt je een beetje achter. [minderjarige] wordt niet gelijk behandeld met jongens. Van een meisje wordt volgens de advocaat kuis gedrag verwacht. De rechtbank denkt erg kuis. Als een meisje van vijftien jaar seks heeft dan is het gevolg dat ze gesloten wordt geplaatst, onder het mom van prostitutie en loverboys. De advocaat stelt dat meisjes met dit soort problematiek vooral niet gesloten moeten worden geplaatst omdat je dan juiste het kwade opzoekt. [minderjarige] in een gesloten setting plaatsen, lost helemaal niets op. Ze heeft maanden opgesloten gezeten en dat heeft helemaal niets uitgehaald. Als je haar wilt helpen, dan moet je haar geen maanden opsluiten. Dat is het slechtste wat je kan doen. De advocaat heeft er bewondering voor dat [minderjarige] zelf aangeeft dat ze ermee akkoord is dat ze gesloten zit, maar volgens de advocaat moet zij niet gesloten zitten. Een paar weken geleden waren de advocaat en [minderjarige] nog bij de rechtbank en toen is besloten tot de uithuisplaatsing van [minderjarige] en dus niet voor een gesloten plaatsing. De advocaat hoort dat kinderrechter zeggen dat ze niet zomaar weg kan gaan in de nacht. Het is een zelfstandig meisje, ze mag doen wat zij wil. Vijftien jaar is nog jong, maar in haar gedrag is ze veel ouder. De advocaat stelt veel jeugdzaken te doen en het gaat om volwassen vrouwen. Het wordt gewoon getolereerd door de ouders dat ze met jongens naar bed gaan. Het probleem is dat [minderjarige] niet luistert. Ze luistert naar niemand, ook niet naar de advocaat. Ze doet waar ze zin in heeft. Dat is heel slecht, stelt de advocaat, maar het is overdreven om haar daarvoor op te sluiten. Dat kan gewoon niet. Volgens de advocaat luistert [minderjarige] echt niet naar een loverboy. Ze doet wat ze zelf wil. Dat is het probleem ook. Ze is niet bang. Ieder meisje zou bang zijn dat haar iets zou overkomen, maar [minderjarige] niet. Ze doet wat ze wil. Dus daarom gelooft de advocaat niets van de verhalen dat [minderjarige] slachtoffer zou zijn van een loverboy. [minderjarige] is in het verleden zes of zeven weken weggeweest. Als ze in handen van een loverboy was geweest, dan zouden daar signalen van moeten zijn. De advocaat verklaart dat [minderjarige] er niet meer in gelooft. Dat is het probleem. Om haar gesloten te plaatsen, is niet de oplossing. De instelling waar zij op dit moment verblijft is weliswaar gesloten, maar het heeft geen gevangenisregime. Ze kan zo weer weglopen als ze dat wil. De kans bestaat dat ze dan voorgoed weg is. De advocaat stelt dat dit dan de verantwoordelijkheid is van de kinderrechter. De kinderrechter denkt dat zij [minderjarige] veilig stelt, maar dat is volgens de advocaat niet het geval.
Aangezien de moeder niet ter zitting is verschenen, is haar standpunt op het verzoek van de GI niet bekend.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, dient voor een gesloten plaatsing onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk te zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient een uithuisplaatsing noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. De kinderrechter is van oordeel dat aan de criteria van artikel 6.1.3, tweede lid, van de Jeugdwet is voldaan. De advocaat van [minderjarige] heeft een betoog gehouden waarom [minderjarige] niet gesloten geplaatst zou moeten worden. De kinderrechter is echter van oordeel dat uit de argumenten zoals benoemd door de advocaat juist blijkt dat het noodzakelijk is dat [minderjarige] gesloten wordt geplaatst. [minderjarige] is pas vijftien jaar oud, zij luistert naar niemand en om die reden moet zij beschermd worden. Het is gevaarlijk dat zij midden in de nacht in een hotel wordt aangetroffen met mannen en dat de politie uiteindelijk moet ingrijpen. Er zijn voldoende signalen waaruit blijkt dat de situatie van [minderjarige] niet veilig is. Het doel is niet om haar gesloten te plaatsen, maar wel om ervoor te zorgen dat [minderjarige] veilig is. Om die reden zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen en een machtiging voor gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van vier maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 7 mei 2020 voor de duur van vier maanden betreffende de minderjarige [minderjarige] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.N. Cheuk A Lam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op