ECLI:NL:RBMNE:2020:2686

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
C/16/503123 / FA RK 20-3303
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G. van de Beek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en afwijzing van verplichte zorgvormen in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 17 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1982. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. R.G.J. Booij, de afdelingsarts en de casemanager aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een middelgerelateerde en verslavingsstoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zijn gezondheid en veiligheid. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende vertrouwen was in de bereidheid van de betrokkene om vrijwillige behandeling te accepteren, waardoor verplichte zorg noodzakelijk werd geacht. De rechtbank verleende een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 17 december 2020, en wees enkele verzochte zorgvormen af, omdat deze niet noodzakelijk waren.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter G. van de Beek en schriftelijk uitgewerkt op 3 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/503123 / FA RK 20-3303
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 17 juni 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te Altrecht, [locatie] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R.G.J. Booij
.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 1 mei 2020;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz;
- de relevante politie en justitiële documentatie.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. R.G.J. Booij;
  • mevrouw [A] ; afdelingsarts;
  • de heer [B] , casemanager.
Betrokkene, de afdelingsarts en de casemanager waren in dezelfde ruimte. De overige personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder verstrekt.

2.De standpunten en de beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De standpunten
2.2.
De advocaat heeft primair gepleit tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene vindt een zorgmachtiging niet nodig; hij is namelijk gemotiveerd om ambulante hulpverlening te accepteren en op deze manier verdere positieve stappen te zetten. Subsidiair heeft de advocaat gepleit tot afwijzing van de verzochte zorgvormen genoemd onder
a., specifiek te weten het toedienen van vocht en voeding, het verrichten van medische controles, andere medische handelingen en therapeutische maatregelen. Ook zijn de verzochte zorgvormen genoemd onder
b.,
c. en
d. niet noodzakelijk.
De casemanager heeft verklaard dat de zorgmachtiging gebruikt gaat worden om ervoor te zorgen dat de ambulante behandeling van betrokkene goed kan verlopen. Er wordt gekeken naar een geschikte vervolgplek van betrokkene waar hij ambulante hulpverlening zal krijgen.
De arts heeft gepleit voor een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden. Het gaat nu beter met betrokkene, maar de zorgen die de behandelaren over hem hebben ziet hij zelf niet. Zo ziet betrokkene zijn verslavingsproblematiek nog niet volledig in. De arts betwijfelt of betrokkene in de toekomst ook nog bereid is om op vrijwillige basis behandeling te krijgen. De arts heeft verklaard dat zij de zorgvorm van ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’ zien als het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene om de kliniek te mogen verlaten.
De beoordeling
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm een middelgerelateerde en verslavingsstoornis.
2.4.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige (im)materiële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijk teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De behandelaren hebben namelijk onvoldoende vertrouwen dat betrokkene bereid is en blijft om behandeling in een (ambulant) vrijwillig kader te krijgen. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging met de in het dictum genoemde vormen van verplichte zorg. De rechtbank zal de verzochte verplichte zorgvormen genoemd onder
a. te weten het ‘
toedienen van vocht en voeding en het verrichten van medische controles, andere medische handelingen en therapeutische maatregelen’ afwijzen. Ook zal de rechtbank de verzochte verplichte zorgvormen genoemd onder
b.,
c. en
d. afwijzen. Deze rechtbank zal deze verzochte verplichte zorgvormen afwijzen omdat uit de verklaringen van de arts en/ of de casemanager blijkt dat deze niet (meer) noodzakelijk zijn. De in het dictum genoemde vormen van verplichte zorg kunnen naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De in het dictum genoemde vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 17 december 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [1982] te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 december 2020;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 17 juni 2020 mondeling gegeven door mr. G. van de Beek, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door D. Hendriks als griffier, en op 3 juli 2020
schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.