ECLI:NL:RBMNE:2020:2689

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
16/659318-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het tegen betaling laten verrichten van seksuele handelingen door een minderjarig meisje

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het tegen betaling laten verrichten van seksuele handelingen door een minderjarig meisje. De verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van het plegen van ontucht met een 17-jarig meisje, dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 oktober 2015 tot en met 15 november 2015 in Utrecht twee keer seksuele handelingen heeft laten verrichten door het minderjarige slachtoffer. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waarbij verklaringen van het slachtoffer en andere bewijsmiddelen zijn meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastelegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 92 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, en dat minderjarigen in een veilige omgeving moeten kunnen opgroeien.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659318-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in of omstreeks 15 oktober 2015 tot en met 15 november 2015 te Utrecht tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met een persoon die de leeftijd van zestien jaren, maar nog niet die van achttien jaren had bereikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat verdachte geen herinnering heeft aan het ten laste gelegde feit en dat hij niet weet wie de aangeefster is en wat haar leeftijd zou zijn ten tijde van het tenlastegelegde feit, waardoor het in die zin een kwestie van verontschuldigbare onbewustheid is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Naar aanleiding van een informatief gesprek mensenhandel hebben verbalisanten op 28 januari 2016, 8 februari 2016, 7 maart 2016, 4 april 2016, 25 mei 2016 en 14 juni 2016 aangeefster [slachtoffer] gehoord. Zij verklaarde tijdens deze verhoren dat zij in oktober 2015 is weggelopen van huis en dat ze enkele dagen later hoorde dat ze als hoer moest werken. [2] Op de zesde dag voerde ze een telefoongesprek met een man die vroeg of zij die dag om 19:00 uur voor een half uur voor € 120,- naar hem toe kon komen. [3] Zij heeft deze man die avond afgetrokken voor € 120,- en is toen weer weggegaan. [4] Op de negende dag kreeg aangeefster te horen dat de Nederlandse klant, die zij eerder al had afgetrokken, haar weer wilde. [5] Later die dag heeft zij die Nederlandse man weer afgetrokken voor € 120,-. [6] Op 1 maart 2016 reed [slachtoffer] met twee zedenrechercheurs in [woonplaats] . Zij zei tijdens die autorit dat zij zich de straat waar een klant woonde kon herinneren, namelijk de [straat] in [woonplaats] . [slachtoffer] wees hierbij naar een woning op de [straat] met huisnummer [nummer] als het huis waar de klant woonde. [7] Later verklaarde [slachtoffer] aanvullend dat zij voornoemde ontmoetingen heeft gehad op het adres dat zij eerder had aangewezen, te weten [adres] te [woonplaats] . [8] Ze zag bij de ontmoetingen dat hij hechtingen had op zijn rechter onderarm of hand. [9] Tijdens het derde verhoor van verdachte zijn er foto’s gemaakt van zijn onderarm. Op deze foto’s is te zien dat verdachte een litteken heeft op zijn onderarm. [10] Op 25 mei 2016 herkende [slachtoffer] op een foto de klant die zij had aan de [straat] . [11] De persoon op deze foto betreft verdachte. [12] Daarnaast heeft [slachtoffer] een plattegrond van de kamer van de man gemaakt. [13] Twee verbalisanten hebben een onderzoek ingesteld naar het perceel [adres] te [woonplaats] . Dit is de woning van verdachte en de verbalisanten zagen dat de plattegrond die [slachtoffer] had gemaakt, geheel overeenkwam met de feitelijke situatie ter plaatse. [14]
[slachtoffer] is geboren op [1998] . [15]
Bewijsoverwegingen
De aangeefster heeft verklaard dat zij, terwijl zij minderjarig was, tegen betaling twee keer seksuele handelingen heeft verricht met een bewoner van het adres [adres] te [woonplaats] . Zij heeft daarbij benoemd dat deze ‘klant’ een litteken op zijn onderarm had. Ook heeft zij een plattegrond van de kamer gemaakt waar de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Uit het dossier volgt dat verdachte woonachtig is op het voornoemde adres, dat hij een litteken heeft dat overeenkomt met het litteken dat aangeefster heeft omschreven en dat de kamer van verdachte correspondeert met de hiervoor bedoelde, door aangeefster gemaakte plattegrond. Daarbij komt dat aangeefster verdachte op een foto heeft ‘herkend’ als de betreffende ‘klant’. De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
omstreeks 15 oktober 2015 tot en met 15 november 2015 te Utrecht, tweemaal ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [1998] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte kwetsbaar is, omdat hij jaren geleden een ernstig ongeluk heeft gehad, waardoor hij aan huis gekluisterd is. De rechtbank wordt verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en met het feit dat verdachte niet wist dat aangeefster werd gedwongen om in de prostitutie te werken. De verdediging stelt daarom dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is en dat volstaan dient te worden met een voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het tegen betaling laten verrichten van seksuele handelingen door een minderjarig meisje. Het slachtoffer betrof een 17-jarig meisje dat was onttrokken aan het wettig gezag, in de prostitutie was gebracht en van wie financieel werd geprofiteerd. Niet is gebleken dat verdachte op enige wijze de leeftijd van het slachtoffer heeft gecontroleerd. Door het handelen van verdachte is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer. Minderjarigen moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Blootstelling aan prostitutie op jonge leeftijd heeft grote gevolgen voor de minderjarige op langere termijn en gezien hun jeugdige leeftijd kan niet worden verwacht dat zij deze op dat moment kunnen overzien. Gebruikmaking van jeugdprostitutie is een ernstig zedendelict. Verdachte heeft door zijn handelwijze bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en dit kan hem ook worden aangerekend.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 15 mei 2020 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het tijdsverloop en het feit dat verdachte sindsdien niet met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank zal daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar acht de oplegging van een voorwaardelijke straf wel noodzakelijk, nu verdachte schijnbaar nog steeds gebruik maakt van de diensten van sekswerkers en hij daarom ervan moet worden weerhouden dat hij wederom tegen betaling seksuele handelingen verricht met of laat verrichten door minderjarigen. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 248b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 92 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en Y.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 15 oktober 2015 tot en met 15 november 2015 te Utrecht, althans in Nederland, tweemaal, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [1998] die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ;
art. 248b Wetboek van Strafrecht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 23 maart 2016, 25 mei 2016, 27 juni 2016 en 11 augustus 2016, genummerd 2016040238, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1280. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 28 januari 2016, pagina 107, 112 en 113.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 28 januari 2016, pagina 115.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 28 januari 2016, pagina 116.
5.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] op 8 februari 2016, pagina 119.
6.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] op 8 februari 2016, pagina 120.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 142.
8.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] op 7 maart 2016, pagina 131.
9.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] op 7 maart 2016, pagina 132.
10.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] op 25 mei 2016, pagina 813.
11.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , op 25 mei 2016, pagina 671.
12.Een geschrift, te weten een ID-staat SKDB d.d. 24 mei 2016, pagina 803.
13.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] op 25 mei 2016, pagina 671 en 672.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 702.
15.Een geschrift, te weten een akte van geboorte van [slachtoffer] , p. 854.