ECLI:NL:RBMNE:2020:2714
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor inbrekerswerktuigen
Op 7 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T.S. van der Horst, en de burgemeester van de gemeente Utrecht. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 april 2020, waarbij hem een last onder dwangsom was opgelegd om geen inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben binnen de gemeente Utrecht. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor onomkeerbare gevolgen en een dwangsom van maximaal € 10.000,-.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter concludeerde dat de enkele omstandigheid dat verzoeker een dwangsom boven het hoofd hangt, onvoldoende spoedeisend belang oplevert. Er was geen bewijs dat het voor verzoeker van belang was om inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat er geen ernstige twijfels waren over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Verzoeker had bezwaren geuit, maar verweerder moest hierop reageren in een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 juli 2020.