In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.Y. Hofstra, een voorschot van € 100.000,00 op schadevergoeding van gedaagden, in verband met de ontdekking van een drugslaboratorium in de door hen gehuurde woning. De gedaagden, waarvan één in persoon verscheen en de andere niet, huurden sinds 15 september 2019 de woning van eiser. De huurovereenkomst werd buitengerechtelijk ontbonden door eiser op 17 maart 2020, na de ontdekking van 2504 kilogram methamfetamine in de woning op 16 februari 2020. De burgemeester had de woning en bijbehorende erven gesloten voor een periode van drie maanden. Eiser stelde dat hij een totaalbedrag van € 217.000,00 aan gedaagden te vorderen had, opgebouwd uit achterstallige huur en schade aan de woning en bijgebouwen. Tijdens de zitting op 8 juli 2020 werd echter duidelijk dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor de gestelde schadebedragen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering niet voldoende onderbouwd was en dat er onduidelijkheden bestonden over de schade, waardoor de kans op slagen in een bodemprocedure niet aannemelijk was. De vordering werd afgewezen en eiser werd veroordeeld in de proceskosten.