ECLI:NL:RBMNE:2020:2866

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
UTR 20/1136
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 7 juli 2020, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit dat op 29 januari 2020 bekend was gemaakt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift te laat is ingediend, namelijk op 16 maart 2020, terwijl de termijn voor indiening op 11 maart 2020 eindigde. De rechtbank oordeelt dat er geen geldige redenen zijn voor de te late indiening. Eiser had de startdatum van de beroepstermijn niet correct vastgesteld en had bovendien de verantwoordelijkheid om het beroepschrift tijdig en voldoende gefrankeerd te verzenden. De rechtbank wijst erop dat de mogelijkheid om digitaal beroep in te dienen in het besluit was vermeld, en dat het niet weten hiervan geen geldige reden is voor de vertraging. Gezien deze omstandigheden verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en wordt er geen uitspraak over de inhoud van het beroep gedaan. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser.

en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 29 januari 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 29 januari 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 11 maart 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 16 maart 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser geeft aan dat hij te laat is, omdat hij het besluit heeft ontvangen op 31 januari 2020 en hij deze datum als startdatum van de beroepstermijn van zes weken heeft aangehouden. Daarnaast zegt eiser dat de verzending van zijn beroepschrift vertraging heeft opgelopen bij PostNL. Eiser vermoed dat dit komt doordat het poststuk onvoldoende was gefrankeerd. Verder zegt eiser niet te hebben geweten dat hij ook via internet beroep kon indienen.
5. De rechtbank oordeelt dat dit geen geldige redenen zijn voor het te laat indienen van het beroepschrift. Eiser had er niet zomaar vanuit kunnen gaan dat de beroepstermijn begon te lopen op het moment dat hij het besluit heeft ontvangen. Als eiser hierover had getwijfeld, had hij advies kunnen inwinnen bij een deskundige, bijvoorbeeld een advocaat. Daarnaast is eiser zelf verantwoordelijk voor het tijdig versturen en voldoende frankeren van het beroepschrift per post. Tenslotte merkt de rechtbank op dat de mogelijkheid om via internet in beroep te gaan staat benoemd in het besluit van 29 januari 2020. Het feit dat eiser hier niet van op de hoogte was is dan ook geen geldige reden voor het te laat indienen van het beroep.
5. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O.G.J. Stroek, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 7 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.