ECLI:NL:RBMNE:2020:2948

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
C/16/489376 / FO RK 19-1508
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag, hoofdverblijfplaats en vaststellen zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 juli 2020 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen de vader en de moeder van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Kocabas-Güler, heeft verzocht om gezamenlijk gezag over hun kind, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.P. Scheer, zich hiertegen verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders samen een zoon hebben en dat de moeder momenteel alleen het gezag heeft. De kinderrechter heeft eerder de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en de vader heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige aangevraagd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, ondanks de moeizame communicatie. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag toegekend, omdat het in het belang van de minderjarige is dat de juridische positie van de vader gelijk is aan zijn feitelijke rol in de opvoeding. De rechtbank heeft ook de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader bepaald, omdat de minderjarige momenteel bij hem woont en de GI heeft aangegeven dat het niet in het belang van de minderjarige is om bij de moeder te wonen.

Daarnaast heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld waarbij de moeder de minderjarige iedere dinsdag en vrijdag uit school tot 17.45 uur bij zich heeft. De rechtbank heeft de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kosten van de procedure zijn voor iedere ouder afzonderlijk, zonder dat één van hen in de proceskosten wordt veroordeeld. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. M.A.A.T. Engbers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/489376 / FO RK 19-1508
Beschikking van 2 juli 2020
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. E. Kocabas-Güler,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. H.P. Scheer.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, hierna: de GI.
gevestigd te [vestigingsplaats] .

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 6 februari 2020. De rechtbank heeft bij die beschikking iedere beslissing aangehouden omdat de ouders hebben besloten om samen ouderschapsbemiddeling te volgen.
1.2.
De rechtbank heeft daarna ontvangen:
  • het aanvullend verzoekschrift van de vader van 14 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 18 mei 2020;
  • het eindverslag ouderschapsbemiddeling van [naam organisatie] van 18 mei 2020;
  • het zelfstandig verzoek van de moeder van 19 juni 2020.
1.3.
De verzoeken zijn verder besproken op de besloten zitting van 22 juni 2020. De rechtbank heeft de zaak tegelijk behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing (zaak- en rekestnummer: C/16/502392 / JE RK 20-933). De rechtbank heeft in die zaak beslist bij een afzonderlijke beschikking.
Op de zitting van 22 juni 2020 waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat en een tolk mevrouw I. Lukomska;
- mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- mevrouw [B] namens de GI.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De ouders hebben samen een zoon: [naam minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] . De moeder heeft alleen het gezag over [voornaam van minderjarige] . Dat betekent dat zij zonder de vader de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] kan nemen.
2.2.
De kinderrechter heeft [voornaam van minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is op 13 maart 2020 verlengd tot 26 september 2020. Verder heeft de kinderrechter [voornaam van minderjarige] bij beschikking van 8 april 2020 uit huis geplaatst bij de vader tot 8 juli 2020.
2.3.
De vader vraagt de rechtbank hem samen met de moeder met het gezag over [voornaam van minderjarige] te belasten. De moeder vindt dat de vader niet moet worden belast met het gezag, omdat de communicatie tussen de ouders heel moeizaam verloopt. Hier moet eerst aan worden gewerkt. Verder is de moeder bang dat zij buiten spel wordt gezet als de vader ook wordt belast met het gezag over [voornaam van minderjarige] . Volgens de moeder ziet de vader voor haar geen rol weg gelegd in het leven van [voornaam van minderjarige] zolang zij nog psychische problemen heeft.
2.4.
Verder vraagt de vader de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] bij hem te bepalen. De moeder stemt in met het verzoek van de vader. Zij begrijpt dat [voornaam van minderjarige] op dit moment niet bij haar kan wonen.
2.5.
De moeder vraagt de rechtbank om te bepalen dat de moeder [voornaam van minderjarige] iedere dinsdag en vrijdag uit school tot 18.00 uur bij zich heeft. De vader is het niet eens met de verzochte zorgregeling. De vader is niet tegen contact tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] , maar hij vertrouwt het nu niet. Hij maakt zich veel zorgen om de veiligheid van [voornaam van minderjarige] bij de moeder. Ook maakt de vader zich zorgen over het alcoholgebruik van de moeder. Het is al een keer eerder mis gegaan. Volgens de vader moet het contact rustig opgebouwd en begeleid worden.

3.Beoordeling van de zaak

3.1.
De rechtbank zal hierna per onderdeel vertellen wat de beslissing is geworden. Vervolgens zal de rechtbank steeds uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Gezamenlijk gezag
3.2.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] toewijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.
3.3.
Het uitgangspunt van de wet is dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag hebben over hun kind. Dit betekent dat ouders samen belangrijke beslissingen over hun kind moeten nemen, ook als zij uit elkaar zijn.
3.4.
Het verzoek van de vader kan alleen worden afgewezen indien (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. [1]
3.5.
De rechtbank vindt dat er geen sprake is van één van de hierboven genoemde gronden om het verzoek af te wijzen. Hoewel het voor de uitoefening van gezamenlijk gezag belangrijk is dat de ouders goed met elkaar kunnen communiceren en over [voornaam van minderjarige] kunnen overleggen, is een moeizame communicatie onvoldoende om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt dat ouders samen het gezag over hun kind uitoefenen. De rechtbank heeft begrepen dat de ouders zouden starten met ouderschapsbemiddeling. Zij hebben hiervoor een intake gehad. Daarna is het traject gestopt in verband met de opname van de moeder. Op dit moment staat de vader niet meer open voor ouderschapsbemiddeling. Er is voor hem te veel gebeurd. Volgens zijn advocaat is het beter om de communicatie even te laten rusten en op een later moment weer op te pakken. De ouders kunnen zich, zodra zij hier klaar voor zijn, weer aanmelden voor de ouderschapsbemiddeling. Bovendien is er op dit moment een ondertoezichtstelling. Dit betekent dat er een gezinsvoogd is die toezicht houdt op het verloop van de communicatie en die de ouders daarin kan ondersteunen. De GI heeft verteld dat het de ouders tot nu toe samen gelukt is om beslissingen te nemen over de school van [voornaam van minderjarige] . De GI hoefde daar niet tussen te komen.
3.6.
Andere contra-indicaties voor gezamenlijk gezag zijn de rechtbank ook niet gebleken. Integendeel, de rechtbank vindt het juist belangrijk dat de vader wordt belast met het gezag over [voornaam van minderjarige] . [voornaam van minderjarige] woont op dit moment bij de vader en de vader draagt zorg voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] . De vader speelt dus een heel belangrijke rol in het leven van [voornaam van minderjarige] . De moeder kampt met psychische problemen, waardoor zij niet in staat is om [voornaam van minderjarige] op te voeden. Bovendien heeft de GI verteld dat zij niet het voornemen heeft om [voornaam van minderjarige] terug te plaatsen bij de moeder. De rechtbank vindt het daarom in het belang van [voornaam van minderjarige] dat de juridische positie van de vader hetzelfde wordt als zijn feitelijke positie. Het is in zijn belang dat de vader wordt belast met het gezag over hem, omdat de vader op dit moment alle belangrijke zaken moet regelen voor [voornaam van minderjarige] .
3.7.
De rechtbank merkt nog op dat het feit dat de vader ook wordt belast met het gezag, niet afdoet aan de positie van de moeder. Ondanks haar psychische problemen blijft zij een belangrijke rol spelen in het leven van [voornaam van minderjarige] . Zij is tenslotte zijn moeder.
Hoofdverblijfplaats
3.8.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] te wijzigen en bij hem te bepalen toewijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.
3.9.
De vader kan de rechtbank vragen om de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] bij hem te bepalen. [2] De rechtbank neemt een beslissing waarvan zij denkt dat die de beste is voor [voornaam van minderjarige] .
3.10.
De rechtbank vindt het in het belang van [voornaam van minderjarige] om het verzoek van de vader toe te wijzen. Toewijzing van het verzoek sluit namelijk aan bij de feitelijke situatie. [voornaam van minderjarige] woont op dit moment bij zijn vader. Bovendien heeft de GI tijdens de zitting verteld dat [voornaam van minderjarige] niet meer bij zijn moeder kan wonen. Volgens de GI is de aanvaardbare termijn verstreken en is het voor [voornaam van minderjarige] belangrijk dat er een beslissing wordt genomen over de hoofdverblijfplaats. De situatie bij de moeder blijft onzeker vanwege haar psychische problemen. Daarom vindt de rechtbank het niet in het belang van [voornaam van minderjarige] om bij zijn moeder op te groeien.
Zorgregeling
3.11.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om een zorgregeling tussen haar en [voornaam van minderjarige] vast te stellen toewijzen. Deze regeling is opgenomen onder de beslissing (vanaf 4.1). De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.12.
Het uitgangspunt van de wet is dat elk kind recht heeft op contact met zijn ouders. De moeder kan de rechtbank verzoeken om een zorgregeling vast te stellen. [3] De rechtbank neemt een beslissing waarvan zij denkt dat die de beste is voor [voornaam van minderjarige] .
3.13.
De rechtbank vindt de door de moeder gevraagde regeling (twee dagen per week uit school tot 17.45 uur) in het belang van [voornaam van minderjarige] . De GI heeft namelijk verteld dat het contact met zijn moeder heel goed is voor [voornaam van minderjarige] zolang het goed gaat met de moeder. Op dit moment zien de moeder en [voornaam van minderjarige] elkaar alleen via videobellen, terwijl zij elkaar voor de opname van de moeder veel zagen. De rechtbank vindt het in het belang van [voornaam van minderjarige] dat het contact snel hervat wordt.
3.14.
De rechtbank begrijpt de zorgen van de vader over de veiligheid van [voornaam van minderjarige] en over het alcoholgebruik van de moeder, maar op dit moment heeft de GI hier geen zorgen over. De GI staat zelfs achter het verzoek van de moeder. De GI heeft verteld dat zij recent contactmomenten tussen de moeder en [voornaam van minderjarige] heeft geobserveerd. Deze contactmomenten zijn goed verlopen. Volgens de GI is er daarom voldoende basis voor onbegeleid contact. Bovendien is er voldoende toezicht op de moeder en op [voornaam van minderjarige] vanuit de GI en het [.] . Zij kunnen de psychische gezondheid van de moeder en de veiligheid van [voornaam van minderjarige] bij de moeder in de gaten houden. Als het mis gaat, kunnen zij ingrijpen.
3.15.
Omdat de rechtbank de zorgen van de vader wel serieus neemt, zal de rechtbank wel bepalen dat de GI wijzigingen mag aanbrengen in de zorgregeling. Deze wijziging kan uitbreidend of beperkend zijn. De GI bekijkt steeds per moment wat [voornaam van minderjarige] aan kan en hoe het gaat met de psychische gezondheid van de moeder. Verder moet de GI bepalen of het contact begeleid of onbegeleid kan plaatsvinden. Ook hier mag de GI wijzigingen in aanbrengen.
3.16.
Volgens de GI is het wel belangrijk dat de ouders elkaar niet tegenkomen bij de overdracht van [voornaam van minderjarige] . Dit heeft eerder tot conflicten geleid, waar [voornaam van minderjarige] getuige van was. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de overdracht van [voornaam van minderjarige] plaatsvindt bij de BSO, waarbij de moeder hem om 17.45 uur daar terug brengt en de vader hem daar om 18.00 uur ophaalt, tenzij de GI een andere plaats aanwijst voor de overdracht.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.17.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De kosten van deze procedure
3.18.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
3.19.
Hieronder volgt een opsomming van de beslissingen. De rechtbank gebruikt hiervoor de begrippen uit de wet.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
belast de vader samen met de moeder met het gezag over de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ;
4.2.
bepaalt dat [voornaam van minderjarige] voortaan zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
4.3.
stelt de volgende zorgregeling vast:
[voornaam van minderjarige] verblijft bij de moeder:
  • iedere dinsdag en vrijdag uit school tot 17.45 uur;
  • waarbij de moeder [voornaam van minderjarige] uit school ophaalt en om 17.45 naar de BSO terugbrengt en waarna de vader [voornaam van minderjarige] om 18.00 uur ophaalt van de BSO, tenzij de GI een andere plaats aanwijst voor de overdracht;
  • de GI bepaalt of het contact begeleid dan wel onbegeleid plaatsvindt;
  • de GI mag in het belang van [voornaam van minderjarige] de zorgregeling wijzigen.
4.4.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Clement als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2020.
Hoger beroep
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden kunnen het hoger beroep uiterlijk drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden kunnen het beroep instellen uiterlijk drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:253a, tweede lid, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 1:253a, tweede lid, aanhef en sub a, van het Burgerlijk Wetboek.