ECLI:NL:RBMNE:2020:2949

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 401
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om woning op basis van urgentie in het kader van de Huisvestingsverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om een woning op basis van urgentie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Metin, had een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, dat op 23 april 2019 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser op 17 december 2019 ongegrond, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 13 juli 2020 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door mr. A.A.H. Beenen-Oskam.

De rechtbank overwoog dat de afwijzing van het verzoek om urgentie terecht was, omdat de criteria voor urgentie in de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 niet waren vervuld. De rechtbank stelde vast dat de minderjarige kinderen van eiser bij de ex-echtgenote konden verblijven, wat betekende dat er geen noodsituatie was die urgentie rechtvaardigde. Eiser voerde aan dat hij zijn kinderen niet goed kon zien en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de omgangsregeling, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om urgentie te verlenen.

De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiser niet onder de hardheidsclausule viel, die alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan worden toegepast. De belangenafweging tussen de schaarste aan sociale woningen en de belangen van eiser leidde tot de conclusie dat de afwijzing van het verzoek om urgentie gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/401
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Metin),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A.H. Beenen-Oskam).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een woning te krijgen op basis van urgentie afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft eisers verzoek om toepassing van urgentie afgewezen en heeft hierbij getoetst aan de criteria die van toepassing zijn bij een relatie beëindiging. Deze criteria zijn opgenomen in de Huisvestingsverordening. Eén voorwaarde hierbij is dat indien één van de ouders aan de kinderen woonruimte kan bieden, dan is er geen sprake van urgentie. Het standpunt van verweerder is dat de twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , kunnen verblijven in de woonruimte van de ex-echtgenote van eiser. Dit is de reden waarom u niet in aanmerking komt voor urgentie. Verweerder ziet ook geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
3. Het standpunt van eiser is dat hij zijn kinderen niet op een goede manier kan zien. Eiser stelt dat hij niet kan voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld in de beschikking met betrekking tot de echtscheiding. Eiser kan hierdoor geen invulling geven aan de omgangsregeling met de kinderen. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat de verhuurder van zijn woning aan eiser heeft medegedeeld dat hij zijn kinderen niet meer kan ontvangen in zijn woning vanwege geluidsoverlast.
4. De rechtbank kan zich vinden in de geschetste situatie door verweerder. Het aantal sociale woningen in Zeist is zeer beperkt, het aantal woningzoekenden is groot. Mensen moeten lang wachten op een woning. Verweerder kan alleen urgentie toekennen onder zeer strikte voorwaarden. Er moet een specifieke situatie aan de orde zijn, urgentie is alleen bedoeld voor noodsituaties op woongebied. De rechtbank erkent dat eisers situatie lastig is, echter de situatie roept niet de verplichting op dat verweerder urgentie moet verlenen. Niet is gebleken dat de ex-echtgenote niet voor de kinderen kan zorgen of dat er sprake is van een onveilige situatie. De overgelegde stukken geven dat beeld niet weer. Dit betekent dat één van de ouders de kinderen woonruimte kan bieden. Dat eiser geen of onvoldoende invulling kan geven aan de omgangsregeling met de kinderen hoeft voor verweerder geen reden te zijn om urgentie te verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in zeer uitzonderlijke omstandigheden. Er moet sprake zijn van een levensbedreigende situatie en de situatie van eiser voldoet hier niet aan. Uiteraard is de omgang met de kinderen heel belangrijk, echter volgt uit de overgelegde stukken niet dat de kinderen niet bij de ex-echtgenote van eiser kunnen verblijven. De situatie van eiser valt niet onder de hardheidsclausule. Verweerder heeft met betrekking tot de beroepsgrond op artikel 8 van het EVRM terecht verwezen naar vaste jurisprudentie, dit staat ook vermeld in het advies van de bezwarencommissie. Ook op dit punt volgt de rechtbank het standpunt van verweerder, namelijk dat dit geen verplichting in het leven roept voor verweerder om urgentie aan eiser te verlenen. Niet is gebleken dat eiser niet op enige wijze het gezinsleven met zijn kinderen kan uitoefenen. Verweerder heeft de belangen afgewogen en heeft terecht gesteld dat het belang van de woning schaarste zwaarder weegt dan het belang van eiser om een woning te verkrijgen op grond van de urgentie. Het beroep op artikel 8 van het EVRM slaagt niet en leidt niet tot vernietiging van het besluit.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.