ECLI:NL:RBMNE:2020:2951

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
C/16/504895 / FA RK 20-3888
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1926. Het verzoek is ingediend op 30 juni 2020 en de mondelinge behandeling vond plaats op 13 juli 2020, telefonisch vanwege coronamaatregelen. De betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A. de Boer, verzet zich tegen opname in de instelling en geeft de voorkeur aan verblijf thuis. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, en dat zij niet in staat is voor zichzelf te zorgen. De rechtbank oordeelt dat er ernstig nadeel dreigt, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing, en dat opname noodzakelijk is voor haar welzijn en veiligheid. De rechtbank verleent de machtiging voor een periode van twee jaar, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn van vijf jaar, met de hoop dat de situatie tegen die tijd kan worden herbeoordeeld. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier N.L.J. Hitijahubessij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/504895 / FA RK 20-3888
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 13 juli 2020,naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1926 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. M.A. de Boer.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 juni
2020.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit van 16 juli 2018;
  • de aanvraag van 12 juni 2020;
  • de medische verklaring van 10 juni 2020, opgesteld en ondertekend door [A] , specialist ouderengeneeskunde.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
  • de betrokkene, bijgestaan door mr. M.A. de Boer,
  • de heer [B] , arts,
  • mevrouw [C] , psycholoog,
  • mevrouw [D] , eerst verantwoordelijk verzorgende (hierna: evv),
  • mevrouw [E] , bewindvoerder en mentor (tevens nicht van betrokkene).
De betrokkene en de evv waren in dezelfde ruimte. De overige personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan. De kennisgeving mondelinge uitspraak is per e-mail aan de advocaat van betrokkene en aan de zorgaanbieder verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene wil niet in de instelling verblijven. Zij wil graag naar huis. In aanvulling op de verklaring van betrokkene heeft de advocaat primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene heeft een duidelijke wens. Met de inzet van zorg en begeleiding is betrokken voldoende in staat om voor zichzelf zorgen. Subsidiair verzoekt de advocaat de termijn van de machtiging te beperken. De verzochte duur van vijf jaar is wel echt lang.
2.2.
De bewindvoerder en mentor heeft verklaard dat zij betrokkene wekelijks bezoekt. Zij is een bekend gezicht en iemand waarbij betrokkene zich veilig voelt. Volgens de bewindvoerder heeft betrokkene moeite om in te zien dat zij aan het dementeren is.
2.3.
De arts heeft verklaard dat betrokkene veel hulp nodig heeft. Daarnaast heeft zij behoefte aan gezelligheid om zich heen. Hoewel betrokkene op de afdeling veel om bevestiging vraagt, reageert zij wel goed op de plek waar zij nu verblijft. Dit komt vooral omdat er altijd iemand in de nabijheid van betrokkene is, wat maakt dat dit vanuit de zorg kan worden begeleid.
2.4.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie (waarschijnlijk de ziekte van Alzheimer).
2.5.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
2.6.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene is niet meer in staat voor zichzelf te zorgen. Zij heeft dagelijks structuur en begeleiding nodig. Betrokkene heeft geen ziektebesef en ziekte-inzicht. Door de dementie laat betrokkene onaangepast gedrag zien en kan zij erg angstig en geagiteerd zijn. Om het welzijn en de veiligheid van betrokkene te garanderen heeft betrokkene 24 uur toezicht en zorg nodig. Een voortzetting van de opname binnen de instelling acht de rechtbank daarom noodzakelijk.
2.7.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.8.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.9.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.10.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, worden verleend voor twee jaar. De rechtbank ziet aanleiding om de machtiging voor een kortere periode te verlenen vanwege de telefonische behandeling van het verzoek. Daarnaast is het de hoop dat betrokkene tegen die tijd zich niet meer verzet. Als dat wel zo is, is het goed dat een rechter weer oordeelt. De rechterlijke machtiging geldt aldus tot en met 13 juli 2022.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1926 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 juli 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 13 juli 2020 mondeling gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 16 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.