In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1926. Het verzoek is ingediend op 30 juni 2020 en de mondelinge behandeling vond plaats op 13 juli 2020, telefonisch vanwege coronamaatregelen. De betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A. de Boer, verzet zich tegen opname in de instelling en geeft de voorkeur aan verblijf thuis. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, en dat zij niet in staat is voor zichzelf te zorgen. De rechtbank oordeelt dat er ernstig nadeel dreigt, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing, en dat opname noodzakelijk is voor haar welzijn en veiligheid. De rechtbank verleent de machtiging voor een periode van twee jaar, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn van vijf jaar, met de hoop dat de situatie tegen die tijd kan worden herbeoordeeld. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier N.L.J. Hitijahubessij.