ECLI:NL:RBMNE:2020:3140

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3426
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel op grond van artikel 45j ZW wegens benadelingshandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een opgelegde maatregel op grond van de Ziektewet (ZW). Eiseres, die in tijdelijke dienst was bij een afdeling van een derde partij, had zich ziek gemeld en ontving een uitkering op basis van de ZW. Het Uwv had haar echter meegedeeld dat haar uitkering niet zou worden uitbetaald omdat zij zich niet aan de regels van de ZW zou hebben gehouden. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond.

Tijdens de zitting op 20 februari 2020 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Het Uwv was niet aanwezig, maar de derde partij was wel vertegenwoordigd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen toestemming had gegeven voor het delen van medische gegevens met haar ex-werkgever, wat van belang was voor de beoordeling van de zaak.

De rechtbank concludeerde dat eiseres zich niet had gehouden aan haar verplichtingen onder de ZW, wat leidde tot de conclusie dat het Uwv terecht een maatregel had opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van het opleggen van de maatregel af te zien en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3426

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O. Labordus),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [vestigingsplaats] , gemachtigde: mr. M.A.T. Salden-Klein Egelink.

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2018 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat haar ex-werkgever het [derde-partij] , afdeling [afdeling] , haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van 3 december 2018 tot en met
31 december 2018 niet uitbetaalt, omdat zij zich niet aan de regels op grond van de ZW heeft gehouden.
Bij besluit van 22 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft per brief van 24 februari 2020 het Uwv in de gelegenheid gesteld binnen drie weken de volgende vragen te beantwoorden:
  • Aan welke verplichting(en) heeft eiseres zich volgens het Uwv niet gehouden?
  • Op welke grondslag van artikel 45 van de ZW is de maatregel opgelegd?
  • Wat is de relevantie van de passage in het bestreden besluit in de tweede alinea op pagina 3 van de beslissing op bezwaar?
Het Uwv heeft op 23 maart 2020 een schriftelijke reactie op deze vragen gegeven. Gemachtigde van eiseres heeft hier op 19 mei 2020 schriftelijk op gereageerd.
De rechtbank heeft op 2 juni 2020 bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Geheimhouding
1. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan haar ex-werkgever te verstrekken. De rechtbank zal de motivering van haar oordeel daarom, voor zover nodig, beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
Feiten
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
De [afdeling] is eigenrisicodrager voor de ZW. Dit betekent dat de [afdeling] de ZW-uitkering uitbetaalt voor (ex-)werknemers die daar recht op hebben. De beslissingen over de ZW-uitkering worden door het Uwv genomen.
Eiseres is op 1 januari 2017 in tijdelijke dienst getreden bij de [afdeling] . Dit dienstverband liep tot en met 31 december 2018. Eiseres heeft zich op 17 december 2017 ziek gemeld. Per 27 november 2018 is haar eervol ontslag verleend. Vervolgens heeft het Uwv het primaire en het bestreden besluit genomen.
Procesbelang
3.1.
De [afdeling] heeft de op grond van artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW opgelegde maatregel niet geëffectueerd. De ZW-uitkering over de periode van
3 december 2018 tot en met 31 december 2018 is dus aan eiseres uitbetaald. Het Uwv heeft aangevoerd dat eiseres gelet hierop op dit moment geen financieel belang heeft bij het beroep. Gemachtigde van eiseres heeft echter gesteld dat eiseres wel belang heeft bij het instellen van beroep gelet op de recidiveregeling.
3.2.
Artikel 8, eerste lid, van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten bepaalt, voor zover van belang, dat indien aan de belanghebbende een maatregel is opgelegd en binnen twee jaar na de bekendmaking daarvan opnieuw dezelfde verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen, het percentage van de op te leggen maatregel met 50% wordt verhoogd. Gelet op deze recidivebepaling is de rechtbank van oordeel dat eiseres procesbelang heeft. Het beroep is dan ook ontvankelijk. Het beroep zal hieronder inhoudelijk worden beoordeeld.
Wettelijk kader
4. Artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW bepaalt, voor zover van belang, dat het Uwv het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend, weigert indien de verzekerde door zijn doen en laten de eigenrisicodrager benadeelt of zou kunnen benadelen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Op grond van artikel 45, vierde lid, van de ZW kan het Uwv afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Gronden
5. Eiseres voert aan dat zij geen benadelingshandeling als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW heeft verricht. Er is geen grondslag voor het opleggen van een maatregel. Het is onduidelijk waarom het Uwv reden heeft gezien voor het opleggen van een maatregel. Eiseres is steeds haar verplichtingen nagekomen. Het Uwv heeft geen eigen onderzoek verricht, maar zich alleen gebaseerd op de lezing van de [afdeling] , die eiseres inhoudelijk heeft bestreden. Verder voert eiseres aan dat de verwijtbaarheid ontbreekt. Ten slotte stelt eiseres zich op het standpunt dat, indien sprake is van het niet of onvoldoende nakomen van haar verplichtingen op grond van de ZW, het op de weg van de [afdeling] had gelegen om haar een waarschuwing te geven dan wel haar salaris stop te zetten. Haar
ex-werkgever heeft deze middelen echter niet ingezet.
Oordeel van de rechtbank
Benadelingshandeling
6.1.
Het Uwv heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres een benadelingshandeling heeft gepleegd als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW. Zij heeft namelijk eerder een beroep op ziekengeld gedaan doordat haar dienstverband na een ontslagprocedure van haar werkgever voortijdig beëindigd is, omdat eiseres onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie. Het gedrag dat het Uwv in dit verband aan eiseres verwijt bestaat eruit dat zij in de fase waarin er sprake was van lichte beschikbaarheid, niet voldoende aan re-integratie heeft meegewerkt door het afwijzen van een bedrijfsarts, het afzeggen van mediation, het niet meewerken aan het opstellen van een plan van aanpak en het niet geven van toestemming voor het opvragen van informatie bij haar huisarts.
6.2.
Uit artikel 45 van de ZW volgt dat het Uwv in beginsel gehouden is om een maatregel op te leggen indien een verzekerde een benadelingshandeling verricht. Er is sprake van een benadelingshandeling als een zieke werknemer zijn recht op loondoorbetaling prijsgeeft en daardoor de loondoorbetalingslast afwentelt op het Uwv. Dit is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) onder meer het geval als een werknemer tijdens ziekte rechtsgeldig wordt ontslagen omdat hij weigert mee te werken aan zijn re-integratie.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde gedragingen van eiseres een benadelingshandeling als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW opleveren. Eiseres heeft haar recht op loondoorbetaling prijsgegeven door niet mee te werken aan haar re-integratie, waardoor zij ontslag heeft gekregen vóór het einde van haar dienstverband. Daarmee heeft zij onnodig beroep gedaan op de ZW. De beroepsgrond dat er geen grondslag is voor het opleggen van een maatregel slaagt niet.
Eigen onderzoek Uwv
7.1.
Het Uwv heeft onderzoek op grond van de stukken in het dossier verricht. De onderliggende gedragingen op grond waarvan de maatregel volgens het Uwv is opgelegd, staan beschreven in rapportages van bedrijfsartsen, de
re-integratieadviseur/preventiemedewerker, de re-integratiemanager en de ERD adviseur/casemanager die zich in het dossier bevinden. Het standpunt van eiseres dat zij haar verplichtingen wél is nagekomen wordt niet ondersteund door de stukken in het dossier en is door eiseres ook niet op een andere manier onderbouwd.
7.2.
Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft mr. M.A.T. Salden-Klein Egelink namens de [afdeling] ook andere argumenten dan de argumenten van het Uwv genoemd op grond waarvan de maatregel zou moeten worden opgelegd. Ook hieruit leidt de rechtbank af dat het Uwv de lezing van de [afdeling] niet klakkeloos heeft overgenomen. Zo heeft
Salden-Klein Egelink, anders dan het Uwv, gerapporteerd dat eiseres in het begin van haar ziekteperiode niet bereikbaar is geweest voor haar leidinggevende en dat eiseres heeft geëist dat haar casemanager werd vervangen.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv hiermee voldoende eigen onderzoek gedaan naar de gedragingen van eiseres en de verwijtbaarheid van die gedragingen.
Verwijtbaarheid
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar ten aanzien van de benadelingshandeling in het geheel geen verwijt kan worden gemaakt. Hiervoor zijn geen feiten en omstandigheden gebleken. Eiseres heeft gesteld dat de gedragingen niet verwijtbaar zijn omdat zij ziek was, maar zij heeft dit niet nader onderbouwd. Ook de enkele stelling van eiseres dat zij haar verplichtingen wél is nagekomen maakt niet dat haar gedragingen niet verwijtbaar zijn. Het Uwv was dus in beginsel gehouden de maatregel op te leggen. De rechtbank ziet op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting ook geen aanknopingspunten om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen die voor het Uwv aanleiding had moeten zijn om een lichtere maatregel op te leggen.
Dringende redenen
9. De rechtbank is ook niet gebleken van dringende redenen om van oplegging van de maatregel af te zien. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan slechts sprake zijn van een dringende reden om van het opleggen van een maatregel af te zien, wanneer de maatregel voor betrokkene onaanvaardbare gevolgen heeft. De rechtbank ziet hiervoor geen aanknopingspunten.
Waarschuwing / stopzetten van salaris
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de [afdeling] haar had moeten waarschuwen of haar salaris had moeten stopzetten. Er is geen rechtsregel die bepaalt dat het Uwv de maatregel niet had mogen opleggen, indien de [afdeling] deze middelen niet eerst heeft ingezet.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv terecht de maatregel op grond van artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW aan eiseres heeft opgelegd.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 juli 2020 gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in
aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.