ECLI:NL:RBMNE:2020:3231

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
20/1701
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Verklaring van geschiktheid voor rijbewijscategorieën B en T wegens alcoholmisbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had een aanvraag ingediend voor een Verklaring van geschiktheid voor de rijbewijscategorieën B en T, maar deze aanvraag werd door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een rapport van een psychiater, waarin alcoholmisbruik werd vastgesteld op basis van verhoogde CDT-waarden in het bloed van eiser. Eiser voerde aan dat deze verhoogde waarden niet klopten, omdat hij al twee jaar geen alcohol had gedronken en overhandigde een rapport van zijn internist dat lagere CDT-waarden toonde.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich op het rapport van de psychiater mocht baseren, aangezien er geen gebreken in het rapport waren aangetoond. Eiser was niet in staat om aan te tonen dat de verhoogde CDT-waarden niet het gevolg waren van alcoholmisbruik. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er een andere oorzaak was voor de verhoogde waarden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het CBR om de Verklaring van geschiktheid niet af te geven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1701
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: Y. Wolvekamp).

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag ter verkrijging van een Verklaring van geschiktheid voor de rijbewijscategorieën B en T afgewezen.
Bij besluit van 17 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 28 juli 2020. Eiser was daarbij verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft een aanvraag ingediend ter verkrijging van een Verklaring van geschiktheid. Hiertoe is eiser medisch gekeurd door een psychiater en is het bloed van eiser onderzocht door Saltro. Bij het bloedonderzoek zijn verhoogde CDT-waarden vastgesteld. De psychiater heeft op basis van deze verhoogde CDT-waarden alcoholproblematiek geconstateerd en in combinatie met een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik geconcludeerd dat sprake was van alcoholmisbruik in ruime zin. De psychiater heeft verweerder geadviseerd om eiser ongeschikt te achten voor het besturen van motorrijtuigen. Verweerder heeft dit advies overgenomen en eisers aanvraag ter verkrijging van een Verklaring van geschiktheid afgewezen.
3. Eiser voert aan dat de verhoogde CDT-waarden, die op 3 oktober 2019 door Saltro zijn geconstateerd en ten grondslag liggen aan het rapport van de psychiater, niet kloppen. Volgens eiser kloppen de verhoogde CDT-waarden niet, omdat hij al twee jaar lang geen alcohol heeft gedronken. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een onderzoek van zijn internist van 27 november 2019 overlegd, waaruit lagere CDT-waarden blijken. Eiser heeft tevens een contra-expertise laten verrichten op het bloedmonster van 3 oktober 2019.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het rapport van de psychiater heeft mogen baseren. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, mag een bestuursorgaan zich op een deskundigenrapport baseren als niet is gebleken dat het rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. Het is aan eiser om dit aannemelijk te maken. Eiser is daar niet in geslaagd. Het onderzoek van de internist heeft op een ander moment plaatsgevonden. De verlaagde CDT-waarden die toen zijn vastgesteld, betekenen niet dat de verhoogde CDT-waarden die in het onderzoek van Saltro zijn vastgesteld niet kloppen. Het tijdsverloop kan ook maken dat die waarden intussen gedaald zijn. Bovendien is er een contra-expertise op het bloedmonster van 3 oktober 2019 verricht, op basis waarvan eveneens verhoogde CDT-waarden zijn vastgesteld.
5. De rechtbank is verder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een andere oorzaak is voor zijn verhoogde CDT-waarden dan misbruik van alcohol. Het is aan eiser om een andere oorzaak aannemelijk te maken. De enkele stelling dat de verhoogde CDT-waarden niet door misbruik van alcohol komt, is daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat als er al een andere oorzaak was geweest voor de verhoogde CDT-waarden, het voor de hand had gelegen dat de CDT-waarden ook bij het onderzoek van de internist van 27 november 2019 verhoogd zouden zijn, maar dit is niet het geval.
6. Verweerder heeft het besluit op het rapport mogen baseren en heeft terecht geweigerd de Verklaring van geschiktheid af te geven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.