Uitspraak
_________________________________________________________________ _
CRISISCARE,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eiseres, hierna te noemen: CrisisCare,
advocaten mr. K. Mous en mr. P.M.F. Boerrigter te Nijmegen,
ASR ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN,
statutair gevestigd te Amersfoort en kantoorhoudende te Utrecht,
verweerster, hierna te noemen: ASR,
advocaat mr. A.H.M. van Noort te Den Haag.
1.De procedure
- de procesinleiding met productie 1 tot en met 37
- het verweerschrift met productie 1 tot en met 9
- de mondelinge behandeling van 20 februari 2020
- de spreekaantekeningen van CrisisCare
- de spreekaantekeningen van ASR
- het proces-verbaal van de afspraken die partijen tijdens de mondelinge behandeling van 20 februari 2020 hebben gemaakt ten behoeve van een schikkingspoging,
- de akte van CrisisCare met productie 38
- de antwoordakte van ASR
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 20 februari 2020, opgemaakt op 23 juli 2020.
2.Waar gaat de zaak over?
3.Wat vindt de rechtbank ervan?
Ontvankelijkheid
- formele controles (waaronder de controles op indicatievoorwaarden);
- materiële controles gericht op feitelijke levering,
- controles op gepast gebruik (dit betreft de onderdelen 'stand van de waterschap en praktijk' en
- controles op misbruik en oneigenlijk gebruik (fraude);
- doelmatigheidscontroles ('stand van de wetenschap en praktijk' en 'redelijkerwijs aangewezen' naar
RECHTMATIGHEIDSCONTROLES
- Controles gericht op de naleving van de declaratiebepalingen van NZa, zoals onder andere opgenomen in de Nadere regels specialistische GGZ en basis GGZ. In de praktijk worden dit ook wel
- Controles gericht op de feitelijke levering van de gedeclareerde zorg. Dit betekent dat een declaratie die formeel juist is (opgesteld conform de declaratiebepalingen van de NZa), maar waarvan de gedeclareerde zorg feitelijk niet geleverd is, toch onrechtmatig is. Controles naar feitelijke levering worden in de praktijk ook wel
- Controles gericht op evidence based zorg (“stand van de wetenschap en praktijk”) en redelijkerwijs aangewezen van de gedeclareerde en feitelijk geleverde zorg. Dit betekent dat een declaratie die formeel juist is en waarvan de zorg feitelijk is geleverd, maar waarvan de geleverde zorg niet evidence based is en/of de patiënt niet redelijkerwijs op de geleverde zorg was aangewezen, toch onrechtmatig is. Controles naar evidence based
Doelstelling van het controlepunt
- voor zover die belangen samenhangen met (of: voortvloeien uit) publiekrechtelijke regels, wordt getoetst door middel van formele controles, materiële controles en gepastgebruikcontroles;
[dat is de financiële afwikkeling, toevoeging rechtbank].
9.1 Wijze van rapportage zorgverzekeraar
9.6 Verschil van mening
- De weg naar de rechter behoort voor beide partijen te allen tijde tot de mogelijkheden, deze zal het geschil beoordelen en tot een uitspraak komen.
- De GGZ-aanbieder stapt naar aanleiding van de uitkomst uit het Zelfonderzoek cGGZ 2014.
- De GGZ-aanbieder rondt het Zelfonderzoek cGGZ 2014 af conform vereisten en bespreekt betreffende discussie aan de bilaterale tafel met de zorgverzekeraar.”
Financiële afwikkeling resultaten
naar aanleiding van dat gezamenlijke besluithet Zelfonderzoek kan afronden en vervolgens de inhoudelijke discussie bilateraal met de afzonderlijke zorgverzekeraars bespreekt. Ook is het mogelijk om uit het Zelfonderzoek te stappen of naar de rechter te gaan. Maar in alle gevallen is het kennelijke uitgangspunt dat er namens alle zorgverzekeraars een gezamenlijk en (wat die kring van verzekeraars betreft) definitief besluit is genomen. Als CrisisCare er voor kiest om in het Zelfonderzoek te blijven en de bilaterale discussie aan te gaan, ligt in dat besluit besloten dat zij zich aan de regels van het Zelfonderzoek (waaronder artikel 9.6) conformeert. Uit de geciteerde tekst van artikel 9.1 van het controlepunt en de functionele ontwerpen bij punt 13 – bezien in het licht van het systeem van het Zelfonderzoek – volgt dat de inhoud van het gezamenlijke besluit van de medisch adviseurs dan het uitgangspunt is voor de bilaterale discussie: te weten dat de uitkomst van het Zelfonderzoek over 2014 is, dat de in geschil zijnde declaraties op dit punt onterecht zijn gebleken. Uit die tekst volgt namelijk dat als er inhoudelijk geen overeenstemming is, de uitkomst van het onderzoek wordt besproken in relatie tot de privaatrechtelijke afspraken. Dat suggereert dat de uitkomst van dat onderzoek op zich vaststaat, maar dat kan worden bezien of op grond van de contractuele afspraken ruimte bestaat om toch te vergoeden. Daarnaast kan het bilaterale overleg ertoe leiden dat de verzekeraar om nog andere, haar moverende, redenen besluit om in afwijking van de uitkomst van het Zelfonderzoek, toch tot vergoeding van bepaalde declaraties over te gaan.
nadat de uitkomst van dat overleg is geaccepteerd. Als opties 2 en 3 worden genoemd de gang naar de rechter en de mogelijkheid om zelf uit het Zelfonderzoek te stappen. Hoe dan ook houden die opties in dat, voor zover gekomen wordt tot de overgang van fase 3 van het Zelfonderzoek naar fase 4 (van het “Onderzoek tot nadere verduidelijking” naar “Financiële afwikkeling”) de bedoelde onenigheid geen rol meer speelt: het Zelfonderzoek is voor de desbetreffende zorgaanbieder geëindigd, de rechter heeft de onenigheid beslecht of het landelijk standpunt geldt onverkort. Een vierde mogelijkheid (het Zelfonderzoek na fase 3 voortzetten en de onenigheid in een geheel open liggende discussie aan de verzekeraar voorleggen) kent artikel 7.1.4. niet. Dat zou ook niet stroken met de wel genoemde drie mogelijkheden, omdat bij die vierde mogelijkheid de bestaande onenigheid nu juist wel ten volle zou worden “meegenomen” naar fase 4. Het ligt daarom niet voor de hand om artikel 9.6 aldus te interpreteren dat dat artikel die mogelijkheid (in weerwil van artikel 7.1.4.) alsnog opent. Dat zou ook betekenen dat de zorgaanbieder naar believen kan kiezen welke uitkomsten van het Zelfonderzoek wel of niet voor haar gelden. Die uitleg ligt niet voor de hand. Ook tegen deze achtergrond bezien moet de slotsom zijn dat de definitieve conclusie van het Zelfonderzoek over 2014 als uitgangpunt geldt bij de (bilaterale) afwikkeling van dat onderzoek (zij het met de mogelijkheid voor de verzekeraar om op contractuele of andere gronden van dat uitgangspunt af te wijken).